Hoofdstuk 13

142 21 49
                                    

Het binnenplein was vrijwel uitgestorven. Bij de ijzeren poort stond een wachter tegen de muur in slaap te sukkelen. Voor de rest liepen er wat wachters heen en weer - in hun mensenvorm maar ook als Verwisseling. Niemand sloeg werkelijk acht op mij, en ik besloot zo normaal mogelijk te handelen zodat niemand me zou opmerken. Dus haalde ik beverig adem en staarde gebiologeerd naar het wolkje dat mijn mond verliet. Ik moest rustig doen.

Op een normaal tempo liep ik het plein op. Het water van de fontein die in het midden stond, stond op het punt om te bevriezen. Ik liep er huiverend langs en wandelde richting de poort. Ik hoefde misschien nog twintig meter. Vijftien. Tien.

'Bonita!' klonk schel over het plein.

Met een ruk draaide ik me om. Aiden stond in de deuropening en keek me met een verfomfaaid gezicht aan. Zijn haar zat in de war, maar aan zijn zwarte gevechtskleding was niet te zien dat hij zojuist verwisseld was. Waarschijnlijk was die kleding zo betoverd dat het met hem mee verwisselde.

Een moment lang keken we elkaar alleen maar aan. En toen begon hij het bordes af te lopen. Zijn holle voetstappen weerklonken als donderslagen in mijn oren, en als reactie daarop begon mijn hart harder te pompen.

Hij wilde me terug halen.

Mooi niet dat dat ging gebeuren. Ik zou hier nooit meer terug komen!

Ik draaide me meteen weer om en begon te rennen. Aiden riep mijn naam nu harder, waardoor een aantal wachters verbaasd opkeken.

'Soldaat 27, sluit de poort!' bulderde hij tegen de wachter die slaperig uit zijn ogen keek. Maar bij het horen van die woorden, schrok hij op en kwam in actie. Hij greep een enorm wiel vast en begon eraan te draaien, waardoor het ijzeren hek rammelend en dreigend naar beneden zakte.

Ik slikte. Ik moest het halen. Dat móest wel! Mijn benen renden sneller dan ooit tevoren en mijn hart hamerde tegen mijn borstkast. Het hek hing al op de helft!

Ik liet me op mijn knieën vallen en kroop net op tijd onder het metaalwerk door. Achter me hoorde ik Aiden vloeken. Ik krabbelde weer overeind en keek hem tussen de spijlen door aan. Hij had zijn vingers rond het metaal geslagen, en zijn blik was hartverscheurend.

'Waarom ga je weg? Is het vanwege mij? En Colin? Doordat je ons zag verwisselen?'

Vlug schudde ik mijn hoofd. 'Nee! Nee, echt niet!' Alhoewel dat misschien wel voor een groot deel meespeelde; het tafereel van zojuist benadrukte maar al te goed hoe gevaarlijk het hier was. 'Het is Aaron.'

Aidens gezicht vertrok. 'Hoe bedoel je?'

'Hij heeft me eruit gestuurd.'

'Je zat in zijn kamers! Natuurlijk stuurde hij je eruit! Hij bedoelde niet dat je meteen het kasteel moest ontvluchten.'

Ik wapperde met mijn hand. 'Het maakt niet uit wat hij bedoelde.' Ik greep net als hij de spijlen vast, waardoor onze vingertoppen langs elkaar streken. 'Ik ben hier niet veilig, Aiden. Begrijp dat alsjeblieft,' smeekte ik hem. 'Ik wil gewoon terug naar mijn familie, naar mijn oude leven.'

'Ik kan je niet laten gaan,' antwoordde hij daar beduusd op. 'En ik hoop dat je mij ook begrijpt.'

Hij liet de poort los en deed een stap naar achteren. 'Breng me mijn paard! Soldaat 15, 35, 39 en 41, jullie gaan met mij mee.' Hij richtte zijn donkerblauwe ogen op mij toen hij zei: 'We zetten een achtervolging in. Ze mag absoluut niet ontsnappen.'

Een verstrikt geluid ontsnapte uit mijn keel, waardoor Aiden me bedroefd aankeek, en ik draaide me vliegensvlug om en maakte dat ik weg kwam. Achter me hoorde ik het knerpende geluid van de ijzeren poort die weer omhoog getrokken werd.

Beauty and the Beast Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu