Hoofdstuk 16: De Test

14 2 0
                                    

Er zit een man tegenover me. Hij bekijkt me van top tot teen "Gaat u zitten.." mompeld hij en zelf steekt hij een sigaret op. Wat me verbaasd want volgens mij mag dat helemaal niet. Langzaam blaasd hij de wolk uit. Richting mij. De vieze stinklucht dringt mijn neusgaten binnen en ik begin te hoesten. Ontken alles! Galmt het door mijn hoofd. "Zo, vertel. Waarom denk je dat je hier bent?" vraagt de man. Duidelijk ongeïnterresseerd. Onverschillig haal ik mijn schouders op. "Ik weet niet. Ze hielden me aan en vroegen 'beleefd' ofdat ik mee wou naar het politie bureau" ik leg de nadruk op beleefd want de man tegenover me is alles behalve dat. "oké.. Zal ik je eens wat vertellen?" hij wacht mijn antwoord niet af en begint meteen. "Er gaan geruchten rond dat in het dorpje waar u vandaan komt, mythische wezens zijn aangetroffen. Wij hebben materiaal dat zelfs kan bewijzen dat er een weerwolf is geweest" ik kijk de man even doordringend aan. "Daar heb ik niks van mee gekregen. Ik ben namelijk op vakantie met mijn vriendin" zeg ik kort en krachtig. Ik voel je sterk omdat er geen elkel woordje nog maar een beetje bibberig uit mijn mond komt. Mijn woorden staan zo vast als een steen. "Oké" ik word langzaam nerveuzer. Dat ge-oké helpt daar niet bepaald mee. "Voor de rest heeft u niks te melden?" vraagt de man nogmaals. Ik schud mijn hoofd. Iets te lang. en iets te wild. De man knikt. "Dan wil ik u nog een ding vragen:" hij stopt even met de zin. "Ga uw gang" zeg ik kalm en veeg mijn zweethanden af aan mijn broek. "Ik wil u vragen om mee te gaan naar ons instituut. Daar willen we wat kleine testjes doen. Misschien hebben we zoals u zegt de verkeerde maar iedereen die verdacht lijkt moet getest worden. Ook uw vriendin" ik knik alleen maar en sta dan op. De mannen die me onder schot hielden laten nu hun wapens zakken maar na een boze blik van de man die me uithoorde staan ze al snel weer gereed om me door mijn hoofd te schieten. Ik krijg een duw van een geweer en loop dus maar naar de deur. "Goedenavond nog" zegt me man en hij grinnikt.

We zitten nu al weer twee uur in de auto. Langzaam komt er een gesprek tussen ons en de twee politieagenten. Het zijn dezelfde twee die ons ook hebben aangehouden. "Naar welk instituut worden wij eigenlijk gebracht" vraagt Nica. Ze kijkt onverschillig maar ik weet dat het haar meer dan boeit. "Naar het VAM, kennen jullie dat?" vraagt de vrouwelijke politie agente. "Nee? Zou u er uitleg over willen geven?" vraagt Nica voorzichtig. Ze weet dat als ze iets maar al te snel vraagt of al iets te bot, ze mischien niet antwoorden. "Het VAM zoekt alles uit over Mythische wezens. Er worden straks een paar testjes bij jullie gedaan. Verwacht er maar niet te veel van. Meestal is de uitslag toch niet aanduidend. " de vrouw zucht. Blijkbaar vind zij dit geen interressante zaak. De man zucht en voor het eerst tijdens de rit zegt hij iets. "Eigenlijk vinden ik en Miranda het tijdsverspilling. Hoe vind je nou een mythisch wezen als er een wereld is met miljoenen mensen waarvan er misschien wel maar 1 procent mythisch zijn. De kans is klein dat de mensen die we aanhouden meteen de goeie zijn." de man zucht. Ik voel me er alleen maar ongemakkelijker door. Straks komen ze erachter dat ik zo'n wezen ben. Dan weet ik niet wat me te wachten staat. We zijn nu al ongeveer 3 uur onderweg als we een oprijlaan oprijden. Dan komen we aan bij een grote bol van elektrisch draad en glas. Ik zie een raar wezen omhoog vliegen en de schok van het ijzerwerk laat het wezen naar beneden storten. De politieagenten praten nu tegen een soort intercom. Oké, een ding. Als ze weten dat ik zo'n wezen ben. Dan kom ik hier nooit meer uit. Nooit meer. "Voorzichtig. Het beste kunnen jullie je gedragen alsof niks je boeit. Dan lijk je ook minder snel verdacht, want als je eenmaal verdacht lijkt blijven ze proefjes uitvoeren totdat ze een goede uitslag hebben." allebei knikken we en de auto word geparkeerd. Als we uitstappen is het warm. Door het glas schijnt de zon waterig naar binnen maar ik weet zeker dat dit in de zomer net een vergrootglas is. We lopen een deur binnen en worden begeleid naar de wachtkamer. Dat is een kleine kamer met een paar stoelen en tijdschriften. Alsof dat ons op ons gemak moet stellen. Denk ik sarcastisch. Na een paar minuten komt er een man met een lnage witte jas binnen die je vaak in van die stripjes ziet als dokter. Zijn haar zit netjes met gel naar de zijkant gesmeerd. "Wilt u mij alsjeblieft volgen naar het laboratorium?" vraagt de man. Hij bekijkt alles wat we doen. Ieder gelaadstrekje is voor hem interressant. Als we bij twee klapdeuren aankomen verzoekt hij ons om een bril op te zetten. Dan duwt hij de deur open en komen we in een lange gang met allemaal deuren waarop nummers staan. Voor ons is nummer 1024 dus ik weet niet hoeveel meer deuren erzijn. We lopen een eindje naar links, dan stoppen we. "Dames gaan voor" zegt hij slijmerig en hij maakt een gebaar naar de deur voor ons. Ik geef Nica nog een kneepje in haar hand en dan gaat ze de deur binnen. Een lichtje boven de deur word rood. 5 minuten later springt het op groen en grijnst de man eng naar mij. "Ga maar Finni, veel succes" ik huiver en maak de deur open.

Myths are real... Right?Where stories live. Discover now