Dirk moest denken aan die ene keer dat zijn broertje en hij bij oma aan het logeren waren. Adam was toen nog vijf, Dirk was al tien. Hij had zich zo'n grote jongen gevoeld, zo verschrikkelijk oud al, terwijl hij nu natuurlijk inzag dat hij nog maar een jongetje was.
Die nacht had Adam een reeks verschrikkelijke nachtmerries gehad, en had hij de hele nacht liggen huilen. Dirk had naast hem gezeten tot de eerste oranje zonnestralen door de versleten gordijnen hadden geschenen. Het was een droevige, maar tegelijkertijd ook mooie herinnering aan een tijd van lang gelee. Maar vannacht had het zich herhaald. Adam had gisteren als een bezetene getrild, en was de daaropvolgende nacht opeens in huilen uitgebarsten. Ditmaal niet door een nachtmerrie, maar door het feit dat hij dit alles niet meer aankon. En Dirk ook niet langer: stiekem had hij meegehuild.
Adam was nu dus nog in de bosjes aan het bijslapen, terwijl Karel en David op zoek waren gegaan naar voedsel. ''Paardenbloemen, Dirk!'' had David gezworen. ''Daar moeten we er zo veel mogelijk van verzamelen!''
Dirk had het niet begrepen. Die kon je toch helemaal niet eten? Nou ja, volgens David wel dus.
Hij hoopte nog altijd dat de politie, opsporingsdienst, of wie dan ook door zou hebben dat ze hier vastzaten, opdat zowel hij als zijn broer in leven zou blijven, samen met hun andere teamgenoten. Als dat niet snel gebeurde, zou het immers te laat zijn, zoals Dirk op dag drie te laat was geweest met de brug afrennen, en dood zou zijn geweest als David hem niet gered had. Zeker gezien het feit dat ze het pistool nu kwijt waren, en de kistjes met wapens niet meer achtergelaten werden.
Dirk zag in de verte dat David en Karel hem naderden. Karel had zijn rechterhand op de schouder van zijn teamgenoot geplaatst, en de mannen leken ergens om te lachen. Ze hadden het, ondanks de aard van de spelshow, al drie dagen erg gezellig gehad met z'n tweeën. Dirk vroeg zich af of ze elkaar al kenden, of ze familie van elkaar waren, ofzo. Stiefpa en stiefzoon, wellicht?
Zo te zien waren ze ook niet met lege handen teruggekeerd: Davids oranje rugzak puilde uit van de paardenbloemen, zoals ze beloofd hadden. En Dirk zag nog iets in hun handen. Wat waren het precies? Het leken op grijze, puntige voorwerpen.
''Hé, Dirk!'' fluisterde Karel naar hem. ''Moet je zien!'' Karel pakte zijn nieuwe aanwinst erbij, en Dirk zag nu dat het twee messen waren. Of ten minste, het waren stenen, die enorm zorgvuldig tot scherpe driehoeken geslepen waren. Dirks ogen werden groot.
''Man, dat is te gek! Hoe hebben jullie dat gedaan?'' David begon te lachen. ''We hebben twee kleine stenen opgeraapt en die op een grote rots scherp gemaakt. Wellicht kunnen we, als je broer eenmaal wakker is, met z'n vieren op zoek gaan naar twee andere, dan zijn we alle vier bewapend!''
Dirk knikte. Het was een goed idee, momenteel waren ze namelijk een menselijke schietschijf. Toch kon Dirk niet anders dan zuchten. ''Welke dag is het vandaag?'' vroeg hij de anderen. ''De vijftiende, geloof ik'', antwoordde Karel. Het was niet wat Dirk bedoeld had, hij had de dag van de week willen weten: als het zondag was, had hij namelijk eigenlijk thuis aan tafel moeten zitten, met een stel kaarten in zijn handen. Dirk sloot zijn ogen. De tijd vliegt. Ook als je geen lol hebt.
De gedachte van het kaartavondje deed Dirk aan iemand denken. Twee iemanden. Austin en Stanley, zijn kaartmaatjes, twee van zijn beste vrienden. Die leefden ook nog. Hij voelde zich best schuldig dat hij de afgelopen paar dagen zo weinig aan ze gedacht had, maar Dirk wist van zichzelf dat hij behoorlijk ongevoelig voor de buitenwereld kon zijn als hij zijn familie moest beschermen. Toch was het hem niet in de koude kleren gaan zitten toen Rob als eerste werd afgemaakt, en Victor twee dagen geleden gevolgd had. Bij de dood van beide vrienden hadden hij en Adam menig traan gelaten.
Hoe zou het nu met zijn overgebleven kameraden gaan? Zouden Stanley en Austin zich bang in een hoek aan het verstoppen zijn? Wachtend op hun dood? Dirk rilde ervan.
JE LEEST
De SchoonhovenSpelShow
ActionVeertig kandidaten moeten noodgedwongen strijden tot de dood. De steenrijke doctorandus Smit, die zich bezighoudt met de psychologie van de wil om te overleven, is niet tevreden met de reeds beschikbare informatie over het onderwerp. Daarom besluit...