Hoofdstuk 5

92 12 58
                                    

De Jong had voor de honderdste keer gebeld, maar Smit nam niet op. Het was net alsof hij hem aan het negeren was. Hij zat al een tijdje in het huis van zijn broer, die over ongeveer een week weer terug zou zijn. Tot die tijd moest hij op zijn gehandicapte nichtje passen, wat een behoorlijke klus was, aangezien hij zelf nooit kinderen had gehad en dat ook niet van plan was. Hij zag zijn nichtje echter niet vaak, dus dat maakte het moment extra speciaal.

Terwijl zij met haar teddybeer aan het spelen was probeerde hij voor de honderd-en-éénste keer Smit aan de lijn te krijgen om te vragen waar hij bleef. Ze hadden namelijk afgesproken om over de telefoon zijn onderzoek te bespreken, maar als de man in kwestie dat niet wilde, dan was het maar zo. Het is graag of traag. Heel even dacht De Jong na over zijn befaamde snel oprakende geduld. Was dit hier een voorbeeld daarvan? Moest hij gewoon nog even wachten? Maar ja, het was al drie uur later dan het tijdstip waarop ze de afspraak gepland hadden, en De Jong begon behoorlijk moe te worden. Smit zal het wel weer vergeten zijn, zoals hem vaak genoeg overkwam.

Toen kwam er iets in hem op. Had hij toen zijn collega niet verwezen naar Van Almere, de bekende onderzoeker? Hij wist nog dat Smit hem regelmatig vertelde over de andere wetenschappers die hij raadpleegde, en over de bijeenkomsten waar ze hem proberen te helpen: zo belangrijk dacht hij werkelijk te zijn. Inmiddels was Smit al twee jaar bezig met zijn 'baanbrekende onderzoek', dat 'echt zijn doorbraak zou zijn!', dus echt waarschijnlijk dat - nu hij opeens van de kaart verdwenen was - hij eenvoudigweg bij Van Almere zou zijn, was het niet.

Hoe het ook zij, Smit nam niet op, en daar liet hij het bij.

~

Chris, Jason en de anderen waren tot dusver op hun plek gebleven. Hoe minder je loopt, hoe minder de kans dat je iemand tegenkomt, dachten zij, en hoewel ze daar ook gelijk in hadden, schepte het wel een probleem: in hun tassen, ze hadden er twee, zaten drie broodjes en een bijl. Drie broden is niet genoeg om van te leven, vooral niet als je met z'n vieren bent. Daarbij komt dat ze geen drinken bij zich hadden, maar daar hadden ze een oplossing voor: Jason zou in geval van nood zijn jasje uitdoen en in een waterlichaam, mochten ze die tegenkomen, leggen, waarna hij zijn jas als een handdoek uitwrong boven de mond van één van zijn vrienden. Hoewel de kans dat ze ziek zouden worden aanwezig was, was ziek worden nog altijd fijner dan doodgaan.

Het plan dat de jongens eerder op de boot hadden bedacht was in rook opgegaan zodra ze de regels hadden gehoord. Eerst had Guus zijn vrienden moeten kalmeren, want hoewel Chris wist dat het geen zin had, was hij toch huilend als een lappenpop in elkaar gezakt, wetende dat zijn leven in gevaar was. Ook zijn vrienden waren in paniek geraakt, en héél even waren ze bang dat één van de vier door zou draaien, maar dat was gelukkig niet gebeurd. Ze waren en bleven vrienden, zelfs wanneer de situatie hopeloos leek.

Zou het echt waar zijn wat Lars hen had verteld? Zou er echt maar één overlevende zijn? Betekende dat dat in het beste geval slechts één van de vier levend uit deze 'arena' zou stappen? Dat kon toch niet waar zijn?

Het probleem van hun voedselgebrek en de kennis dat ze elk moment dood konden gaan zweefden als geesten om hen heen, en hoewel ze overwogen hadden om te proberen om te ontsnappen, wisten ze ergens ook dat iemand die er echt op gebrand was om negenendertig doden te veroorzaken, ook wel slim genoeg was om geen uitgang open te laten. Waardoor waren ze eigenlijk ook alweer gekomen vanochtend? Door die poort, toch? Zou die nu gesloten zijn?

''We moeten kijken of hij de poort gesloten heeft'', vertelde Wim zijn vrienden. ''Misschien kunnen we nog ontsnappen!'' Een gestreste Jason schudde wild met zijn hoofd. ''Zelfs als hij open is knallen ze ons gewoon dood, man. Het is zinloos. We gaan hier kassiewijle.'' Nee, zo mocht hij toch niet denken? Ze zouden ontsnappen, of door de politie gered worden, Wim had daar vertrouwen in: geloof is immers de enige drijfveer die je hebt als je in levensgevaar verkeert.

Guus, die de bijl had, verdedigde hem echter. ''Nee, Wim heeft gelijk. We gaan elkaar hier niet als beesten afslachten, en als we ook maar íémand tegen komen die dat wel wil...''

Guus hief zijn bijl in de lucht. ''Dan krijgen ze met deze jongen te maken.''

Hoewel Jason erom moest lachen, was het duidelijk dat hij nog niet gerustgesteld was, en uiteraard met goede reden, want wat als het Guus niet lukte om hen te beschermen? Wat als hij zelf gedood werd door een maniak, en drie bange, onweerbare jongens achterliet om op gruwelijke wijze te sterven? Opeens moest Jason denken aan wat Jason II, die dus uiteindelijk geen kandidaat was, hem had willen vertellen. ''Spring maar.'' Spring maar van boord. Vlucht weg van deze boot, ga ver, ver weg en kom nooit meer terug! Had hij nu maar geluisterd...

Het was nu aan Chris om te besluiten wat ze gingen doen. Guus en Wim waren vóór het ontsnappen, Jason was ertegen: twee tegen één, en als Chris het met Jason eens was zouden ze hier blijven, maar als hij het met de anderen eens was zouden ze een meerderheid hebben en dus gaan proberen om te vluchten. De drie keken verwachtingsvol naar hun vriend. ''Ik denk dat we moeten ontsnappen'', zei hij uiteindelijk. ''Óf we ontsnappen alle vier, óf we gaan alle vier dood als echte vrienden, óf we blijven hier en worden vermoord, óf één van ons blijft als enige over en moet de rest van zijn leven met een joekel van een trauma doorleven. Wat klinkt het beste?''

Hij had een punt. Al snel stond ook Jason op, ondanks zijn angst, en vormden de vier vrienden een formatie: Guus liep met zijn bijl voorop, Wim vlak achter hem, en Chris en Jason dicht tegen hen aan aan de zijkanten. Het bos voor hen werd nog net verlicht door het laatste stukje oranje zon dat van achter de muren als een showlamp aan het schijnen was. De bomen lieten echter geen licht door, en het vooruitzicht was enkel een donkerte te midden van de groene struiken en mossen, met hier en daar het geluid van een krekel die hen wilde waarschuwen. ''Daar gaan we'', zei Guus terwijl hij begon met lopen.

De seconde dat hij dat zei doemde er echter een schaduw op in de diepte van het dichtbeboste woud. Een brede schaduw, die in de verre verte van rechts naar links bewoog, en langzaam in vier delen uiteen viel: de schaduwen van vier oude mannen, Jan, Sjors, Richard en Paul, die uit waren op bloed.

De SchoonhovenSpelShowWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu