Hoofdstuk 23

27 3 3
                                    

Hij kon niet Van Almere heten. Dat kon gewoon niet.

Quinten de Jong was informatie aan het opzoeken over de man naar wie hij Smit verwezen had. Hij dacht iets op het spoor te zijn. Een kleine rode draad, slechts een klein draadje; maar het kon hem ergens heen leiden. Ergens, en dat was voldoende. Iemand kan onmogelijk Van Almere heten, dacht De Jong. Achternamen waren immers in de tijd van Napoleon ingevoerd, en toen bestond Flevoland nog niet, want Flevoland is een kunstmatig gemaakte provincie die pas sinds 1986 bestaat. Het was niet waarschijnlijk dat Napoleon toen nog leefde.

De Jong tikte de naam van Van Almere in op DuckDuckGo, zijn vaste browser - het moest immers toch niet zo zijn dat adverteerders al zijn gegevens konden stelen! Er kwam verrassend weinig informatie over de zakenman naar voren. Hij had echter wel een Wikipediapagina. Matthijs van Almere, las De Jong, voormalig bekend als Erik Lammers II...

Hij heette dus in het echt Erik Lammers de tweede. Of ten minste, wie weet had hij zijn naam laten veranderen, maar met die naam was hij geboren. De Jong las verder. Er was te lezen over de experimenten die hij financiert en over een rechtszaak die tegen hem aangespannen was. Hij was vrijgesproken. Het ding met Van Almere was dat hij zo overtuigend over kon komen, dat niemand uiteindelijk geloofde dat hij iets slechts gedaan had. De Jong was er ook – wat een ongelooflijke sukkel was hij toch geweest – als een idioot voor gevallen. Nu wist hij natuurlijk wel beter. Wat was hij stom geweest om die kwal te vertrouwen. Hij had Smit ontvoerd, en De Jong zou hem moeten redden.

Maar ja, waar moest hij in godsnaam beginnen? En wat kón hij überhaupt doen? Hij was immers in zijn eentje. Daarnaast had Van Almere toegang tot de vaardigste advocaten en had hij connecties bij de politie, die er helemaal geen probleem mee zouden hebben en er zelfs alles aan zouden doen om het onderzoek naar hem te belemmeren: in ruil voor een grote som geld, uiteraard. En die had Van Almere wel. Wachten tot de politie naar Smit zou gaan zoeken was dus geen goed idee, zeker niet aangezien er de laatste tijd zo veel vermissingen waren geweest. Hij moest het dus zelf doen. Ja, hij zou Smit gaan redden. Hij moest er echter wel eerst achterkomen waar die kwal van een Van Almere zich bevond, anders kon hij niks tegen hem beginnen.

Misschien kon De Jong een hacker inschakelen om zijn IP-adres te achterhalen? Hij hoefde Van Almere dan alleen maar te bellen. En er natuurlijk voor te zorgen dat hij opnam. Of wellicht een privédetective inhuren, iemand die onafhankelijk van de corrupte omgekochte opspoorders van de politie werkte, en hem naar Smit laten zoeken. Of misschien... misschien, moest hij eerst even naar meer informatie op zoek gaan. Dan kon hij het best zijn oordeel vormen. De Jong keek nog een keer op het contract dat hij, ja, het was een enorm domme zet geweest, had meegenomen uit het huis van zijn kameraad. Nogmaals bekeek hij artikel 18.

Artikel 18: De werknemer verblijft tot het eind van het proces op de afgesproken locatie. Er is geen geldige reden die het afwijken van deze regel rechtvaardigt.

Smit was de 'werknemer', en de 'werknemer' moest tot het eind van het 'proces', wat waarschijnlijk dus gewoon één of andere martelprocedure was, op de afgesproken locatie blijven. Dan was hij dus al dood. Wie weet was hij dat al, wie weet was De Jong reeds te laat. Maar dan zou hij er ten minste voor Smit geweest zijn, in tegenstelling tot de waardeloze politie die de eerste 48 na zijn vermissing niet in actie was gekomen, terwijl de consensus toch was dat de eerste twee dagen cruciaal waren voor het levend terugbrengen van een ontvoerd of verdwaald persoon. Nou, die twee dagen waren er inmiddels vijf geworden! Smit was reeds een hele werkweek vermist!

Even kijken. Smit zit momenteel op de 'afgesproken locatie'. Het liefst zou Van Almere, oftewel Erik Lammers II, er niet natuurlijk zijn, want als hij De Jong zou snappen zou het over zijn met de pret. Hoewel de zakenman nog nooit direct een moord had gepleegd of daar voor aangeklaagd was, zou het zeker karakteristiek voor hem zijn.

Het woord schepte natuurlijk wel een vraag. Heeft één van de twee een privélocatie? Ja, allebei natuurlijk: een huis. Maar daarnaast? Dit was natuurlijk niet zomaar iets wat hij even ter sprake had kunnen brengen bij Smit, dat zou een beetje vreemd geweest zijn. De Jong probeerde het zich voor te stellen. "Hé man, heb jij toevallig een privélocatie? Ik vraag dit voor een vriend." De gedachte maakte hem aan het lachen. Nee, dit was iets waarover hij even bij een betrouwbare bron moest informeren. En die betrouwbare bron was natuurlijk Wikipedia.

Een snelle zoekopdracht naar Nico Smit - hij had eerst per ongeluk Nico van Almere opgezocht, maar van die zoekopdracht was vanzelfsprekend niets terechtgekomen - had eigenlijk nergens toe geleid. Hij zocht nogmaals Van Almere op. Maar dit keer, geniaal als hij was, zocht hij hem bij zijn oude naam op. Bingo. Het privé-eiland van Erik Lammers senior, Van Almere was dus junior, werd door middel van een mooie foto onder de categorie 'afbeeldingen' aan hem tentoongesteld. Het was een mooi eiland. Erg bebost, veel heuveltjes, veel planten, en natuurlijk bomen... de perfecte plaats om iemand schuil te houden. Ja, dit was de plek waar hij zat. De Jong had nooit in spiritualiteit of welke vorm ervan dan ook geloofd, maar zodra hij de foto van het eiland gezien had, had hij het zeker geweten. Dit was het.

Misschien uit angst om er daadwerkelijk heen te gaan, misschien uit gewoonte belde hij toch nog één laatste keer zijn vriend, puur om te kijken of hij toch niet gewoon thuis was, of even op vakantie was geweest en zijn telefoon thuis had gelaten. Zoals verwacht nam er niemand op. Aangezien De Jong geen zin had om voor niets naar het eiland te varen, reed hij toch nog een keer naar het huis van Smit om aan te bellen. Niemand gaf thuis, net zoals de afgelopen paar dagen. Het was nu voor eens en voor altijd bevestigd: Smit was niet thuis, en zou daar ook nooit terugkeren als De Jong niets zou doen.

Dat was het dan. Hij zou buuf Ooijen, Filips buurvrouw, even moeten gaan smeken om nog één dagje op zijn nichtje te passen, en dan zou hij de held zijn die Nico zou redden. Zoals een echte vriend dat zou doen.

Lichtelijk trillend belde hij aan bij het wit geverfde huis van de buurvrouw, met de deur van het huis van zijn broer nog open om Sarah niet alleen te laten. Al snel hoorde hij voetstappen naar de deur lopen. Een nogal kleine vrouw van midden vijftig deed open. Ze had donker haar en diepe rimpels, alsof ze elke seconde van de dag aan het fronsen was. Haar ogen straalden vermoeidheid uit, net zoals hij immer bij Filip zag, en even voelde De Jong zich schuldig dat hij haar zou vragen om op Sarah te passen. Maar het moest. Hij hoopte dat ze begreep dat ze er een leven mee zou redden.

''Hé, mevrouw Ooijen... wat een mooie ochtend, nietwaar? Zeg, ik-'' Ze zuchtte diep, wat De Jong onderbrak.

''Wat moet je...''

Haar zware stem, waarschijnlijk het gevolg van een rookgewoonte – nu maar hopen dat ze dat in de buurt van zijn nichtje maar liet – straalde niets dan ergernis uit. Toch kon hij er nu niet meer onderuit. De Jong krabde verlegen aan zijn hoofd. ''Ik vroeg me af of je nog één dagje op Saar kon passen?''

Hij draaide zich handen om, en plaatste zijn allerbeste glimlach op zijn smoel. Voor vijf lange seconden staarden ze elkaar aan, en De Jong hoopte vurig dat hij haar zou kunnen vleien. Nog één dag zou genoeg zijn.

''Prima'', zei de vrouw uiteindelijk, met de geïrriteerdste stem die De Jong ooit in zijn hele leven had gehoord. Vanbinnen deed hij een vreugdedansje. Zodra zijn oog echter op zijn auto was gevallen, was ook zijn humeur veranderd. Geen lieve jongen meer nu. Nu moest hij een strijder zijn.

De SchoonhovenSpelShowWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu