hoofdstuk 14

25 5 9
                                    

Ik werd wakker door het felle zonlicht. Ik stond snel op. Vandaag wilde ik weer een dorpje proberen te vinden. Alleen wilde ik die keer wel dat ik er kon verblijven. Ik liep nog even naar het vijvertje en ik dronk wat. Eten kon ik helaas niet. Ik had geen eten meer over van wat ik had meegenomen. Ik pakte toen mijn tas en pakte daaruit weer mijn kaart. Ik keek op de kaart. Het dorpje dat het meest dichtbij lag was opgeblazen door niemand minder dan mijzelf. Ik vond gelukkig nog een dorpje op de kaart dat niet super ver was vanaf waar ik ongeveer nu was. Ik ging toen snel lopen richting het dorp. Met mijn kompas checkte ik of ik goede richting opliep. De weg was niet kort, maar ook niet super lang.

Onderweg zag ik de mooiste landschappen. Langzaam zag ik dat de bergen verdwenen en dat er meer heuvels waren. Ik liep erg snel. Opeens hoorde ik weer een stem in mijn hoofd. Het was de stem van oom. 'Ik zag je wel gisteren bij het raam staan,' zei mijn oom eng. Ik keek angstig om mij heen. Er was niemand in de buurt. Ik zuchtte opgelucht. 'Welk raam?' vroeg ik onschuldig. Mijn oom lachte toen. 'Het raam bij mijn huis in de verschrikkelijke dimensie,' antwoordde hij. Ik was toen de persoon die lachte. Ik was het wel met hem eens. Het was inderdaad echt een verschrikkelijke dimensie. Als het niet hoeft kom ik daar liever niet meer terug. 'Ik ga je niet bevrijden,' zei ik toen vastbesloten. Ik was nog steeds niet van plan om mijn oom te bevrijden. 'Dat denk je inderdaad, maar stiekem weet dat ik toch ooit zal ontsnappen uit deze dimensie,' zei mijn oom lachend. Toen was hij verdwenen. Voor de zekerheid keek nog even rond in de omgeving. 'Niks te zien,' mompelde ik tegen mezelf. Ik vond het wel eng dat mijn oom mij toch had gezien. Het voelde gewoon raar. 

Ik zag toen een dorpje opdoemen. Het lag middenin de heuvels. Ik liep het dorp in. Het was een klein dorpje. Ik zag dat er een markt was. Ik liep vrolijk langs alle kraampjes. Ik zag toen een krantenverkoper. Ik liep naar hem toe. 'Een krant graag,' zei ik beleefd. De jongen gaf een krant aan mij. Ik gaf hem wat geld en toen pakte ik de krant aan. 'Fijne dag nog!' riep ik hem nog na. 'Hetzelfde!' antwoordde de jongen. Ik keek naar de krant. Ik las de titel en ik verstijfde toen al. 'Prinses Naveah weggelopen van huis en de koning is op mysterieuze wijze verdwenen,'.  Mijn vader had ik gister nog gezien in mijn soort van droom. Ik las de krant zorgvuldig. 'We weten niet precies waarom Naveah van huis is weggelopen. Wij denken dat ze gewoon een vervelende puber is en daarom wegliep. Haar broers Livay de kroonprins en Felix bevestigden dat Naveah een vervelend zusje is.' las ik hardop voor. Ik wilde de krant toen wegsmijten, maar ik wilde nog het stukje lezen over mijn vader die verdwenen was. Livay en Felix waren echt hinderlijk vond ik. 'De koning is ook verdwenen. Het schijnt dat hij gekidnapt zou zijn daar zijn gevreesde broer Michilius die jaren geleden verbannen werd naar een andere dimensie. Er gaat een theorie rond dat Naveah haar oom zou kunnen bevrijden uit die dimensie. Best opvallend dat zij dan opeens weg is en haar oom misschien haar vader heeft gekidnapt,' las ik. Ik gooide de krant toen weg in de prullenbak. 'Wat een onzin,' mompelde ik. Ik maakte me toch een beetje zorgen over mijn vader. Ik zag dat hij de dimensie verliet zonder enige problemen, maar misschien was hij wel gekidnapt door volgelingen van mijn oom die nog in deze wereld woonden. Ik ging toen maar wat eten kopen op de markt en proberen een slaapplek te vinden. Door die krant zouden mensen mij sowieso niet meer helpen voor onderdak. 

Naveah en haar uitdagingen de vermiste kroonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu