Het Maiden

295 25 0
                                    

''Nee Serena zo zit..'' Begint Ciáran zich te verontschuldigen met een trillende stem. 

''Ja Ciáran, zo zit het wel. Maar het is niet erg, ik heb nu in ieder geval duidelijkheid..'' Ik glimlach naar hem, omdat ik wist dat hij nu geen kritiek kan gebruiken. 

''Dus..' Vervolg ik na een paar seconden stilte. 'Ik moet Juaron stoppen? Waarom ik?'' 

Ciáran kijkt me in mijn ogen, en hapt naar lucht, hij heeft het moeilijk sinds hij heeft gepraat over zijn moeder. 

''Omdat.. Jij de laatste aardengel bent.. En je bent heel speciaal.''

''Ben ik niet speciaal omdat ik de laatste aardengel ben?''

''Ja.. Dat ook zeker.. Maar buiten dat ben je ook heel speciaal..''

Ik voel hoe ik rood aanloop, en kan niet stoppen met glimlachen. De ogen van Ciáran stralen, ze stralen trots uit. 

''Waarom lach je zo?'' Vraag ik hem, ik word er een beetje bang van. Ook al is het enorm schattig. Oh, let him stop!

''Gewoon, het is gewoon. Ik weet het niet..''

Wat een romanticus. Heel het moment verpest. Ik haal maar een ander onderwerp aan.

''M-mag ik naar het dorp?''

''Welk dorp?''

Ik kijk hem stom aan. Hoe moet ik dat nou weten? Waar zit hij met zijn hoofd?

''Uh, sorry. Ik.. Daarom heb ik je niet meteen terug gebracht naar het kasteel, ik wil je meenemen naar Maiden. Daar wonen Dylan en Keelia, je zult het vast mooi vinden.''

Opgelucht laat ik een zucht vallen. Eindelijk zal ik andere zien, andere wezens als die ik de laatste weken elke dag heb gezien. Het was ronduit vreselijk. Op aarde had ik een groot sociaal leven, was populair op school, hád een leuke en eveneens populaire vriend en een familie die van me hield, of houd, in ieder geval op mijn vader na. Mijn moeder houd zo wie zo nog van me, die heb ik net nog gesproken.. Ze had alleen niks gezegd over mijn vader. Hoe zal het met hem gaan? 

''Serena? Is er iets?'' Twee verbaasde ogen kijken me aan, en ik ontwaak uit mijn gedachte, ookal blijft het aan me knagen.

''Nee niks, ik ben enorm blij dat ik er heen mag. Laten we gaan!'' 

Ik spring overeind en pak zijn hand vast. Als een vrolijk kind met een hond aan de riem loop ik voor hem uit, terwijl ik hem meesleur. Na een aantal meter stop ik.

''Uhmm.. Welke kant op?'' 

''Recht vooruit, het is maar een klein stukje.''

Na een tijdje door het bos gelopen te hebben, vormt zich op de grond een verhard pad. Toen ik eenmaal op de harde grond liep, besefte ik me pas dat ik helemaal vergeten was om schoenen aan te trekken, en zo in mijn pyjama naar buiten was gesprongen. Wat een blunder. Ik zal er wel uitzien als een zwerver!

''Ciáran?''

''Ja?''

''Moet ik niet iets aan.. Wat.. er niet zó uit ziet?''

Ciáran kijkt me lachend aan. 

''Wacht maar.'' Zegt hij zacht. Hij bekijkt me goed. Mijn pyjama bestaat eigenlijk uit een veel te lang wit shirt, wat lomp om mijn lichaam hangt en niks geen vorm laat zien. Uit eindelijk was ik allang blij dat ik mijn bh heb aangehouden vannacht. 

Hij rommelt wat in zijn buideltje, en haalt daar een andere ketting uit. De hanger laat hij er soepeltjes van af glijden, en kijkt naar het touwtje dat hij in zijn hand heeft. Ik weet waar hij naar toe gaat, en pak het touwtje aan. Ik sla hem om mijn middel heen en laat Ciáran hem op mijn buik vastknopen, en maakt er een mooi strikje in. Hij pakt de overgebleven hanger, die bestaat uit een open klapbaar ringetje met een munt er in. De munt laat hij er uit vallen, en brengt het ringetje naar mijn hoofd. Met een ongelofelijk zachte hand (Ik móet weten wat voor crème hij gebruikt.) haalt hij een pluk van mijn haar voor mijn ogen weg en zet het achter op mijn hoofd vast met de klip. 

''Kijk, een prachtige jurk.'' Hij kijkt me vol trots aan. Ik zucht even. Het is niet een van de jurkjes die Keelia me gegeven heeft.

''Het is niet perfect.. Maar ik heb m'n best gedaan.'' 

''Het is goed, echt waar. Zullen we?'' Waarop we het pad vervolgen, tot we bij het dorp aankomen. 

Het is een gezellig klein dorpje, met allemaal kleine stenen huisjes met een dak van stro. De huisjes staan in een soort cirkel, met in het midden een klein schattig fonteintje. Ik loop het dorpje in, de straten zijn betegeld met geel achtige stenen, waar hier en daar een grassprietje doorheen steekt. Er lopen veel elfen rond, die om de beurt een blik naar me toe werpen. Ze kennen we waarschijnlijk allemaal, ik zal wel in de krant hebben gestaan. Zie je het al voor je? Een krant met als kop: Demon Valt Zárácin Binnen. 

We lopen wat verder, en op het eerste gezicht lijkt het een heel normaal dorp. Een paar oude mensen die bij een groentewinkel staan, spelende kinderen en een stel jongeren die tegen muurtjes aanhangen. Alleen heel normaal is het niet. Er zijn elfen met vleugels, allemaal hebben ze grote, puntige oren. En ze spelen niet met hun hond of kat, maar hier en daar waggelt een draakje rond. Ook zijn er verschillende dieren die wel op dieren lijken, maar ook weer niet. Een soort eekhoorn met de oren van een konijn, alsof er gewoon dieren gemixt zijn. 

''Hoe vind je het?'' Ciáran is achter me gaan staan, en legt een hand op mijn schouder. 

''Het is heel mooi. Anders, maar mooi.''

Ik sprak de waarheid. Het was prachtig. Écht prachtig. Iedereen leek zo onbezorgd en vrolijk, op de mensen na die wantrouwig naar me kijken. 

''Kom, we gaan Keelia opzoeken.'' Oppert Ciáran, waarop hij me aan mijn handje meeneemt naar een groot gebouw achter de huisjes. Als we voor het gebouw staan, kom ik er al gauw achter dat dit de plek is waar de elfen trainen, door de posters en stickers aan de muur. Ciáran duwt de deur open en gaat me voor naar binnen. Trainende elfen, o-ve-ral. Grote, gespierde mannen die hun vechttechnieken oefenden. Ik keek mijn ogen uit, en betrapte mezelf op het staren naar één van die gespierde, lange, knappe.. Ho shit! 

''He Keelia!'' Roept Ciáran, naar een meisje dat achterin de zaal tegen een pop aan het rammen was. Zodra ze ons zag kwam ze naar ons toe gerent, en maakte vlak voor ons een noodstop, om niet tegen ons aan te knallen. 

''Leuk jullie te zien, ik zal je een knuffel willen geven, maar dat doe ik je niet aan.'' Lachend kijk ik naar Keelia. Ze draagt een lange, zwarte plofbroek, en een topje dat haar volledige buik bloot laat. Ze is helemaal bezweet, en ik begrijp waarom ze me geen knuffel geeft. 

''Ik ben ook blij om jou te zien.'' Zeg ik oprecht tegen haar. ''Kom je hier vaak?''  Normaal een echte flirt-zin.. Maar ik wou het echt weten, Keelia is goed gespierd, maar niet zo erg dat het niet meer vrouwelijk is. Ze is gewoon mooi sterk. 

''Jazeker. Dit is een soort van mijn tweede thuis.'' Antwoord Keelia trots, maar haar gezicht veranderd van opgewekt naar ernstig.

''Maar wat doen jullie hier? Dat zou Heran nooit zomaar toelaten.. Of wel?''

Ik kijk Ciáran aan, en hij kijkt mij aan. 

''Nee.. Dat mag eigenlijk niet..' Begint Ciáran, en ik maak zijn zin af. 'Je moet me helpen.'' 








Onmacht {Het Oog der Engelen}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu