22. Bezoek

703 30 3
                                    

Toen ik door Mechels letterlijk de deur uit was gezet, besloot ik om gelijk naar Wolfs te gaan, ik wilde weten hoe het met hem was.

Ik stap stevig door de gangen van het ziekenhuis. Ik heb een hekel aan ziekenhuizen. De kale witte muren en de steriele geur doen niet veel goeds voor mijn humeur, en het gekreun en gejammer van patiënten in de kamers waar ik voorbij loop ook niet. Wolfs ligt nu op de dagafdeling, vanmorgen lag hij nog op de Intensive Care, maar het gaat een stuk beter met hem. Ik ben al lang opgelucht dat hij niet zo geraakt is dat hij daar had moeten blijven liggen. Ik weet niet waar Wolfs precies ligt, dus ik stap op een blonde zuster af die met haar rug naar me toe staat. Ik werp een blik op de klok die achter de balie hangt. Die wijst half vier aan, het is geen bezoekuur meer. 'Goedemiddag, ik ben op zoek naar Floris Wolfs' zeg ik. Ze draait zich om en kijkt me aan. Ze is jong, rond de twintig schat ik. Haar groenen ogen blikken in die van mij, en een vlaag van herkenning gaat over haar gezicht. Nu ik beter kijk, komt zij mij ook wel bekend voor. 'Sorry, maar u bent te laat voor het bezoekuur' zegt ze. Ik zucht. 'Ik moet echt naar hem toe, hij is mijn partner' zeg ik. 'Sorry mevrouw, meer mensen hebben een partner en ik kan helaas niets voor u betekenen.' zegt ze en ze wilt zich weer omdraaien. Weer zucht ik en ik trek mijn politie pasje uit het jaszakje van mijn leren jasje. 'Eva van Dongen, politie Amsterdam' zeg ik. De blik in haar ogen verandert, hij wordt angstig. Na een seconde is die blik weg en maakt plaats voor een boze blik. Ik negeer het. 'Zou u mij nu willen vertellen waar Floris Wolfs ligt' vraag ik een beetje bits. Ze zegt niets en draait zich om naar de computer op de balie. Na een paar keer klikken kijkt ze op. 'Kamer 615' zegt ze en ze draait zich om. Ik maak aanstalten om weg te lopen wanneer ik haar hoor praten 'C, Wolfs ligt hier, wat wil je dat ik doe?' klinkt het gedempt. C? C als in Carmen? Geschrokken maar nieuwsgierig blijf ik staan. 'Nee, nee dat snap ik ook wel, maar die vrouw is hier nu ook' zegt de blonde zuster. Shit, dit is foute boel. Ik hoor voetstappen die dichter naar de deur komen, waar ik sta. Zo snel en zo zachtjes mogelijk sluip ik weg bij de balie, naar kamer 615.

Wanneer ik Wolfs' kamer inkom wil ik hem eigenlijk gelijk vertellen over wat ik net gehoord heb, maar hij ligt vredig te slapen, en ik kan het net over mijn hart verkrijgen om hem wakker te maken, dus ik ga naast zijn bed zitten en ik pak een Cosmopolitan van de tafel die bij het raam staat. De vrouwelijke tinten roze staren me aan vanaf de cover. Niets voor mij, maar beter dan alle Story's en Privé's die op de tafel liggen. Zuchtend blader ik er doorheen. Wolfs' heeft mijn aanwezigheid en gezucht gehoord, want hij pakt voorzichtig mijn hand vast. Ik kijk op en glimlach naar hem. 'Hoe is het met je?' vraagt hij aan mij. 'Met mij gaat alles goed, maar een betere vraag, hoe is het met jou?' vraag ik hem. 'Goed, alles gaat goed' zegt hij met een glazige blik in zijn ogen. Ik laat zijn hand los en streel een losse pluk haar uit zijn ogen weg. Het wordt lang, en het hangt nu continu in zijn ogen. Hij glimlacht, en pakt mijn hand weer vast. Voorzichtig knijp ik er in, ineens weer bewust van wat er zojuist op de gang heeft afgespeeld. 'Wolfs' fluister ik 'ik denk dat we een probleempje hebben.' Wolfs kijkt me vragend aan. 'Wat is er?' vraagt hij. 'Ik denk dat Carmen een compagnon heeft hier in het ziekenhuis. Een blonde zuster, ze werkt nu' zeg ik. De toon in mijn stem een beetje angstig. 'Hoe weet je dat?' vraagt hij, nu ook een beetje geschrokken. 'Ik hoorde de zuster aan de telefoon, met ene C. Ze zei tegen haar dat jij hier nu ligt, en dat die vrouw er nu ook is. Ik denk dat ze met 'die vrouw' mij bedoelde.' Ik knijp weer in zijn hand. 'Wat moeten we nu doen?' vraag ik hem. Wolfs blijft stil, maar aan zijn gezicht ze ik dat hij denkt. 'We hebben onvoldoende bewijs om het als een zaak o[ te zetten, maar je kan het altijd aan Mechels vertellen. Beter nu dan wanneer het te laat is.' Ik ben het met hem eens, dus ik besluit om Mechels te bellen. Ik sta op en loop naar de gang. Wolfs' heeft een privé kamer, maar uit gewoonte bel ik op de gang. Ik toets het nummer van Mechels in. Het is vijf uur, dus ze is nog op het bureau. Na twee keer overgaan neemt ze op. 'Mechels' klinkt het nors. Kennelijk stoor ik haar. 'Mevrouw Mechels, met Eva' zeg ik. 'Eva, wat kan ik voor je doen?' vraagt ze. 'Ik vermoed dat Carmen op de hoogte is over het feit dat Wolfs hier in het ziekenhuis ligt' zeg ik. 'En waardoor denk je dat?' vraagt ze. 'Ik heb een zuster horen praten aan de telefoon over Wolfs. Ze had het ook over 'die vrouw' ik vermoed dat ze het daarmee over mij had.' zeg ik zuchtend en ik wrijf over mijn voorhoofd. 'Dit is te weinig bewijs om er wat mee te doen, maar ik zal extra mensen die kant op sturen voor de zekerheid' zegt ze. Ik zucht opgelucht. Aan het einde van de gang komt er een vrouw met blond haar aangelopen. De zuster vermoed ik, maar ze draagt geen witte doktersjas. Wanneer ze mij ziet wend ze haar gezicht af. Ik frons. De vrouw slaat een paar kamers voor die van Wolfs af, en dan zie ik de pluk bruin haar dat veel langer is dan de rest van het haar. Carmen. Carmen heeft precies de zelfde kleur, en het is even lang. 'Eva, ben je er nog?' vraagt Mechels. 'Mevrouw, stuur maar heel wat meer mensen, Carmen is er al' en ik hang ik op. Snel pak ik mijn dienstwapen en ik ga bij Wolfs in de kamer staan. Wanneer hij me met getrokken wapen naar binnen ziet komen weet hij genoeg. Hij stapt uit bed, en ik gebaar dat hij weer moet gaan liggen. 'Assistentie is onderweg' zeg ik tegen hem. Ik ga naast hem staan bij het bed, wapen op de deur gericht. De deur staat nog steeds open, zodat ik kan zien wie er langsloopt. Een tijdje komt er niemand langs. Dan klinken er voetstappen in de gang, krachtig en vrouwelijk. Ik spits mijn oren, en de adrenaline giert door me heen. Ik gebaar dat Wolfs om het hoekje moet gaan staan, bij de gootsteen. Dan staat hij niet in de buurt van de deur, en kan hij niet geraakt worden. De voetstappen stoppen om het hoekje van de deur van Wolfs' kamer. Dan klinkt er een geluid, het doorladen van een wapen. Ik klem mijn wapen steviger vast, en ga klaarstaan voor onze bezoeker.

Een goed begin ( Goed Begin #1)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu