Hoofdstuk 5

170 13 18
                                    

Ik keek naar de voordeur. Het was mijn voordeur. Het was die deur waar ik jarenlang doorheen was gelopen zonder er over na te denken. Alleen bij mijn laatste vertrek had ik nagedacht. Op dat moment had ik waarschijnlijk zelfs meer nagedacht dan op eender welk ander moment in mijn leven. Het sluiten van mijn eigen voordeur had me toen laten beseffen dat ik mijn eigen huis voor een hele lange tijd zou moeten achterlaten. Ik had dus het ergste verwacht toen ik voor twee maanden vertrokken was. Het was raar om mijn voordeur nu al terug te zien. Ik slikte en mijn zus leek meteen te weten dat ik me er ongemakkelijk bij voelde. Ze nam mijn hand vast en zei dat ze begreep dat het moeilijk voor me was om opnieuw thuis te zijn. Volgens mij was zij de enige op de wereld die me echt begreep. Echt en altijd. Het maakte haar niet uit welk probleem ik had, ze wilde me altijd helpen. Mijn zus was iemand die altijd voor me klaarstond. Eigenlijk was zij een beetje mijn redder in nood. Ze wist precies wanneer ik me slecht voelde. Als ik religieus was dan was zij diegene geweest die ik zou aanbidden als een godin. Ik wist niet wat ik zonder haar moest. Mijn zus was volgens mij een engel. Ze maakte bijna nooit ruzie en kende geen haat. Ze had andermans zonden steeds vergeven. Ik keek naar haar op omdat ik net als haar wilde zijn. Elke keer dat ik haar zag ging er een steek van jaloezie door mijn lichaam die me raakte in het diepste van mijn hart. Misschien was het verkeerd om jaloers te zijn op je eigen zus maar mijn zus was gewoon perfect. Misschien was ze wel te perfect en was ik daarom zo jaloers op haar. In dat geval was het niet mijn fout. Ik wist het niet en wilde het ook niet weten. Het belangrijkste was dat ik op haar kon rekenen. Alle andere gedachten deden er niet toe. Mijn zus zou me helpen om opnieuw te wennen aan het normale leven. Ik kon niet beschrijven wat ik precies voelde maar er nam een bepaalde angst bezit van mij. Het was alsof die angst mijn gedachte overnam want ik was plots bang om mijn huis te betreden. Het voelde aan alsof ik bij het openen van de voordeur rechtstreeks de hel in zou lopen. Ik zuchtte maar wist dat ik niet alleen naar binnen moest gaan. Mijn zus zou naast me staan. We stapten uit en mijn angst verdween als sneeuw voor de zon. Plotseling kon ik niet snel genoeg binnen zijn. Ik begon te rennen en bleef rennen tot ik de deurklink in mijn handen had. Toen opende ik de deur en...

Mijn hoofd tolde en het leek alsof de grond onder me wegzakte. Ik voelde me misselijk en viel neer. Mijn zicht werd wazig en ik begon over de vloer heen te braken. Ik herinnerde me alles wat er gebeurd was op de dag dat de politie me had meegenomen. Beelden van die laatste dag spookten door mijn hoofd en wanneer ik tussen het braken door even helder kon kijken zag ik overal bloed hangen. Natuurlijk was er geen bloed, dat wist ik ook wel. Ik begon te beseffen dat ik een licht trauma had opgelopen maar iets hield dat besef tegen. Ik kon de geur van het bloed ruiken en keek paniekerig om me heen. Ik was bang dat ik opnieuw iemand verwond had. Misschien had ik mezelf wel verwond. Ik probeerde recht te staan maar dat ging moeilijk. Na enkele pijnlijke pogingen lukte het me toch. Ik zag de boosdoener liggen op de keukentafel. Mijn moeder had besloten biefstuk te maken en die had de bloedgeur veroorzaakt. Alles rondom mij begon te draaien en ik belandde onzacht op de grond. Toen ging het licht uit.

En toen kwam zijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu