Hoofdstuk 8

153 13 7
                                    

De zon scheen door de gordijnen. Ik lag in een grote kamer met zacht oranje muren. Je kon twijfelen over de muren. Waren ze beige en zonovergoten of toch echt oranje? De gordijnen waren geel met oranje vlinders op. Samen vormden ze de kleur van de zon. Het leek alsof de kamer het huis was van het licht. Het licht zou in ieder geval graag in die kamer wonen. Het licht dat nu de kamer binnenviel. Inderdaad, dat licht van de zon dat nu door de gordijnen scheen. Ik kon voelen dat de kamer zo geel en oranje was. Ik kon het voelen en ik kon het ruiken, maar ik kon de kleuren nog niet zien. Hoe kon iemand kleuren zien met gesloten ogen? Dat kon niet, zo is het lichaam nu eenmaal gemaakt. Ik had aan ruiken en voelen gewoon niet genoeg. Ik moest en zou de oranje en gele tinten zien. De tinten die mijn kamer zo opfleurden. Ze fleurden mijn kamer op als de zonnebloemen op het witte matte doek van Vincent Van Gogh. Ik kende het schilderij uit mijn hoofd. Ik had het ooit ergens gezien, ik wist alleen niet goed meer waar. Waar had ik die zonnebloemen toch gezien? Het maakte me niet uit. Ik zou de gele en oranje tinten terugzien. Het enige wat ik ervoor moest doen was mijn ogen openen. Het ging traag, verschrikkelijk traag. Millimeter per millimeter schoven mijn oogleden van mijn oogbal af. Ze schoven aan de kant zodat ik alles kon zien wat zich om mij heen bevond. Alles wat ik voordien had gevoeld en geroken. Ik knipperde tegen het felle licht dat mijn pupil binnendrong. Het drong mijn pupil binnen zoals de zon mijn kamer binnen was gedrongen enkele seconden voordat ik mijn ogen geopend had. Het licht deed geen pijn maar door dat licht wist ik wel dat ik lang geslapen moest hebben. Door mijn gedachte schoot een naam. Doornroosje. De naam van het sprookje dat ik als kind zo geweldig vond. Zij had honderd jaar geslapen en ik voelde me nu net zo. Ik was uitgerust en het leek alsof ik de energie had om dagenlang rond te springen. Die energie had ik tot ik plots besefte dat ik totaal niet wist waar ik me op dat moment bevond. Ik begon om me heen te kijken maar al snel moest ik opnieuw gaan liggen. Ondanks het feit dat ik me uitgerust voelde werd ik toch nog duizelig wanneer ik probeerde recht te zitten. Ik keek bewonderend naar het witte bandje rond mijn pols. Er stonden letters op maar ik kon niet lezen welke woorden ze vormden. Ik staakte mijn pogingen om de woorden te ontcijferen en keek naar het plafond.

En toen kwam zijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu