Hoofdstuk 3

370 16 10
                                    

Capitooltrein

Ik stap, nee val, binnen, na een grove duw van een bewaker. Ik kan me net op tijd optrekken aan een houten laktafeltje. Daarna word ik door een Capitoolbediende naar mijn kamer begeleidt. Hij opent de deur met een vriendelijk gebaar en buigt. Daarna gaat hij weg. Ik doe de deur dicht en laat me op het witte matras vallen. Slapen zal ik hier niet doen, wij wonen dicht bij het Capitool, dus waarschijnlijk komen we rond tien uur aan. Zeker met zo'n snelle Capitooltrein. Ik druk mijn hoofd in het kussen en laat de tranen een weg zoeken naar buiten. Als ik uitgehuild ben kleed ik mezelf uit en loop ik de badkamer in. Daar neem ik een stomende douche en kies ik een zeepje met bloemengeur. Na mezelf grondig gewassen te hebben, wat niet eens nodig was, stap ik uit de douche. Recht voor me hangt een spiegel en ik bekijk mezelf. Van mijn kruin tot mijn tenen. Voor me staat een tienermeisje, dat gewoon een gemiddelde lengte heeft, met knalrood haar een zeeblauwe ogen. Rondom haar neus ontsieren een hoop sproeten en puisten haar gezicht. Haar huid is bleek, maar ze lijkt er niet ziek door. Ze is niet heel stevig en heeft weinig rondingen. En dat meisje, dat ben ik.

Ik heb tributen zien veranderen, voor mijn ogen. Mensen die ik kende, oppervlakkig, of iets beter, zag ik veranderen. Een vrolijke jongen die sociaal was een praatje maakte met iedereen stortte ooit helemaal in. Een ander klein iel meisje werd juist sterker en bleek een meedogenloze moordmeid te zijn. Hoe zou ik veranderen? Ik weet zeker dat ik niet hetzelfde blijf, dat is niet mogelijk. Misschien sluit ik me aan bij de Beroeps, maar misschien stort ik in. Ben ik een hoopje botten waarvan het hart uiteindelijk maar nauwelijks zal kloppen? Ik weet het nog niet, maar ik weet wel dat het snel duidelijk gaat worden.

Ik laat mezelf drogen door de hypermoderne techniek hier en daarna kleed ik me aan. Ik kies voor een wit rokje en een blauw T-shirtje dat dezelfde kleur als mijn jurkje en ballerina's heeft. Mijn blauwe schoentjes trek ik aan en daarna stap ik mijn kamer uit. Ik volg de geur van het heerlijke eten, maar zodra ik de eetkamer binnenkom, zit er nog niemand. Ik besluit nog maar even in mijn kamer te gaan wachten. Ik ga op het bed liggen en verstop mijn hoofd opnieuw in mijn kussen.

Voor mijn gevoel úren later, word ik wakker geschud. Ik open één oog en zie de blonde jongen voor me. Hij heeft helderblauwe ogen, niet zoals de zee, meer als... ijs. Ik heb één keer ijs gezien, dat was in de Hongerspelen van een paar jaar terug. Hij heeft precies dezelfde kleur ogen.

'Skyler? Sky?' De jongen schudt aan mijn schouder, teder maar hartgrondig. Ik kom overeind en kijk hem aan. Hij kijkt niet terug, maar heeft zijn blik naar iets achter mij gericht. Daar zit een raam, waarschijnlijk kijkt hij naar buiten. Ik ben niet echt geïnteresseerd in de andere Districten.

'Wat is er?' vraag ik na een paar seconden stilte. Hij lijkt te ontwaken uit een dagdroom en kijkt me even verwilderd aan.

'We gaan eten. Sorry dat ik zo binnen kom vallen.' En met die woorden verdwijnt hij weer uit de kamer. Ik loop naar de spiegel, die als een kastdeur is gemaakt. Mijn haar zit niet zo verwilderd als ik dacht en mijn shirt is ietsjes omhoog gekropen, tot de onderkant van mijn ribben. Ik maak een knot van mijn haren en strijk mijn kleren recht. Daarna stap ik de kamer uit en ga ik terug naar de eetcoupé.

Iedereen zit al aan tafel als ik binnen kom stappen. Een vrouw met bruin haar kijkt verrast op, haar ogen stralen vrolijkheid uit. Hoe kan ze zo vrolijk zijn, terwijl wij een treinreis naar onze dood maken. Een middelbare man tegenover haar kijkt chagrijnig naar zijn bord. Hij heeft bruin haar, dat al een beetje grijs begint te worden en als ik naar zijn ogen kijk, lijkt het alsof hij al van alles meegemaakt heeft. Waarschijnlijk heeft hij dat ook, hij heeft de Hongerspelen overleeft. Mijn medetribuut zit ook aan tafel, evenals de Capitoolman.

Ik schuif aan bij het gezelschap en trek een schaal naar me toe. Het bevat vlees, maar ik heb geen idee wat voor vlees. Het ziet er lekker uit, dus ik pak een stuk. Ik schep ook een salade op met piepkleine groenten en een stoofpotje. Dan begin ik met eten, omdat ik geen zin heb om iets te zeggen. Ik voel dat iedereen me aankijkt. Uiteindelijk kan ik het niet laten. Ik kauw, slik mijn hap door en doe mijn mond open.

'Wat?' vraag ik. Simpelweg "wat" is genoeg om iedereen, met uitzondering van de mannelijke mentor, terug naar zijn eigen bord te laten kijken. We eten in stilte. Als het toetje opgediend wordt trekt de vrouwelijke mentor haar mond open.

'Wat zeggen jullie ervan om een voorstelrondje te doen?' vraagt ze opgewekt. De andere mentor gromt, hij heeft er duidelijk geen zin in. Ik kan hem geen ongelijk geven. Mijn medetribuut heeft er wel degelijk zin in. 'Ik begin wel,' kondigt ze aan. 'Ik ben Layla en ik deed mee aan de negen en negentigste Hongerspelen! Ik ben pas twintig.'

'Nu ik!' zegt de blonde jongen. Hij lijkt een jaar of vijftien en is niet lelijk. Ik vind vooral zijn ogen fascinerend. Ik lees vaak de emotie af in ogen, dat heb ik mezelf ooit aangeleerd. Bij hem lukt het niet goed, ze staan koud, maar ook warm, blij, maar ook donker. Vreemde ogen.

'Ik ben Mick, ik ben zeventien jaar en ik heb me aangeboden!' roept hij opgetogen. Waarom zijn deze mensen zo blij? Layla kijkt blij, Mick kijkt blij en de Capitoolman kijkt blij. Ik weet niet hoe ik kijk, maar zeker niet blij.

'Nu ben ik!' zegt de man met het glanzend zwarte haar. 'Ik ben James, ik doe niet mee aan de Spelen, heb het nooit gedaan. Ik tel achtendertig jaar en mijn lievelingskleur is groen!' Ik zucht, wat is dit?

'Nu ben jij.' James wijst naar de mannelijke mentor. Hij maakt een geluid dat tussen een grom en een zucht inzit.

'Moet dit echt? Wat een kinderachtig gedoe! Deze kinderen moeten leren overleven, geen stom "voorstelrondje" doen.' Ik ben dus niet de enige die er zo over denkt. Gelukkig hebben we twee mentoren, dan kan ik kiezen door wie ik geholpen wil worden. Momenteel gaat mijn voorkeur uit naar Grommer, zoals ik hem momenteel noem.

'Oh kom op Oxion. We hebben nog tijd genoeg,' zegt Layla zuchtend. Ze lijkt het allemaal één grote grap te vinden.

'Layla, weet je vorig jaar nog? Je bent nog maar één keer mentor geweest en dat werd je fataal!' moppert Oxion. Ik kan me vorig jaar nog goed herinneren, het was verschrikkelijk. De tributen hadden totaal geen tactiek en stierven meteen bij het eerste bloedbad al.

Layla kijkt sip naar haar onaangeroerde stuk chocoladetaart. Ik neem gauw een hap van de taart, zodat ik nog steeds niets hoef te zeggen. James bekijkt zijn spiegelbeeld in de bolle kant van de lepel en zelfs Mick doet geen poging om in het gesprek te mengen, terwijl hij een praatgraag lijkt.

'Ja, dat weet ik nog. Je hoeft me er niet aan te herinneren...' zegt ze. Ik zie tranen in haar ogen glinsteren en merk dat ze het oprecht erg vindt. De vrolijkheid van zo-even is verdwenen.

'Jawel, dat moet wel. Anders besef je waarschijnlijk niet dat je vanaf moment één al over tactiek moet praten,' zegt Oxion streng. Ik neem een laatste hap taart en dan een slok van het drinken. Het is zoet, smaakt een beetje naar zwarte bessen en prikt op mijn tong. Het is best lekker.

'Je wéét hoe erg ik het vind! Het was mijn eerste jaar. Weet je... ik heb nog steeds nachtmerries ervan!' roept ze uit. Tranen biggelen nu over haar wangen. Haar groene ogen glinsteren nog erger. Zelfs als ze huilt is ze niet lelijk, met haar donkerbruine lokken en haar olijfkleurige huid. Ik stuur een blik naar Mick, maar hij vangt hem niet op.

'Ik ehm... Wij gaan van tafel,' deel ik mee. Oxion knikt goedkeurend, maar wil nog wel iets zeggen.

'Kakkertjes, over een halfuurtje zijn we er, dus maak je gereed. Als we in het appartement zijn gaan we de boetes bekijken en morgen als alle tributen gearriveerd zijn is de Parade,' zegt Oxion. Zo aardig ik hem net vond, zo gemeen is hij nu. Ik stuur hem een boze blik en hij lacht. 'Piepertje, wat is je naam eigenlijk?' Het feit dat hij me tot twee keer toe beledigd maakt me hard.

'Skyler. Mijn naam is Skyler,' sis ik. Ik heb zin om hem te slaan. In plaats daarvan pak ik James en Mick bij de arm en duw ze de wagon uit. 'Waag het niet me nog één keer uit te schelden.' Dan trek ik de deur met een klap dicht. James en Mick kijken me verbaast na als ik de coupé doorstamp en mijn kamer inga. 

☆○☆○☆○☆○☆○☆○☆○☆○☆○☆○☆○
Meh.
Sky is niet zo slim bezig.

(Toegewijd aan Luca-THG omdat hij mijn Districtsgenoot is)

The Hungergames -  SkyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu