22.

46 5 3
                                    

Jaiden

Ik staarde naar het uiteinde van mijn bed en dacht na over alles wat er de afgelopen tijd gebeurd was. Ik was geclaimd door Aphrodite en had ineens een heleboel broertjes en zusjes. Ik snapte nu eindelijk waarom er soms rare dingen gebeurden in mijn bijzijn. Maar toch klopte er iets niet. Het zat op het puntje van mijn tong, maar ik kon er niet bij. Wat ik wel wist, was dat er iets op het punt stond om te gebeuren, maar ik wist alleen niet wat.

Ik besloot met James te gaan praten, want ik heb hem al een tijdje niet meer gesproken. Ik vond hem bij Hestia's haard, het vuur dat brandde bij de cabines. Hij zat op een bankje naast Tony, van wie ik nog steeds de rillingen kreeg als ik naar hem keek. Hij heeft wel een mes tegen mijn keel gedrukt, vlak voordat we naar het kamp gingen. Sindsdien vertrouw ik hem niet echt.
Het verraste me eigenlijk dat James niet bang voor hem was. Hij zat gewoon rustig een gesprek te voeren met de zoon van Zeus.

‘Hey’ begon ik. ‘Kan ik even met je praten James?’

Hij draaide zich om en zag mij staan, in een oranje T-shirt en een driekwartbroek. Mijn zegen van Aphrodite was al bijna helemaal weggevaagd, maar dat vond ik niet erg. Ik kon nu ten minste er uit zien zoals ik was en niet zoals moeder er uit zag.

‘Tuurlijk’ zei hij toen hij opstond en Tony op zijn schouder klopte. Hij keek hem kort aan en knikte. ‘Ik spreek je later.’ zei hij vervolgens en liep toen met mij mee.

We liepen naar de achterkant van de wapenopslagplaats, een plek waar niemand ons zomaar zou zoeken, dus we konden even rustig praten. Ik trok hem mee achter het gebouw en keek om me heen, om zeker te weten dat er niemand was die ons af luisterde.

‘Oké, wat is er aan de hand? Waarom doe je zo zenuwachtig?’ Vroeg hij.

Ik bestudeerde zijn gezicht, die er nog steeds hetzelfde uit zag als een paar avonden geleden. Ik veegde zijn donkerbruine haar weg en keek recht in zijn helder blauwe ogen. Ik moest denken aan onze eerste ontmoeting, waar ik toverspraak gebruikte om hem te kalmeren. Hij was toen na mij binnengekomen. De ochtend erna waren we allemaal wakker geworden met verwondingen. Ik moest er nog steeds iedere avond aan denken.

‘Ik zit ergens mee en ik hoop dat jij me kan helpen.’ Zei ik met toverspraak in mijn stem, zodat ik zeker wist dat het goed tot hem doordrong. ‘We zitten namelijk met een probleem.’

Het leven van een halfbloed is oneerlijk. Telkens wanneer iets goed gaat, dan gebeurt er iets waardoor alles weer verpest wordt.
Ik stond met James te praten, tot ik een knal hoorde. Geschrokken renden we naar de plek waar het geluid vandaan kwam.

Op het grasveld hadden zich enkele kampers verzameld. Het was een mooie zaterdagmiddag, als je niet mee telt dat er een 'krater' in de velden van kamp halfbloed lag. Ik keek over de rand heen en zag dat de krater gemaakt was door twee halfbloeden. Ze waren met zo'n grote klap neergekomen dat de omgeving moest lijden.

‘Laat ons erdoor!’ Riep een stem.

Op dat moment kwamen Piper, een ander meisje met blond haar en een jongen de menigte uit rennen en ze knielden in de 'krater' naast de halfbloeden neer. De jongen, die uit de Apollo cabine kwam, diende ambrozijn toe en probeerde de twee halfbloeden te helen.

‘Wat is er gebeurt?’ vroeg het meisje met het blonde haar aan de jongen die waarschijnlijk haar vriendje was, aan haar lichaamstaal te zien.

De jongen wilde antwoorden, maar blijkbaar kostte dat te veel moeite en hij sloot zijn ogen. Het meisje zuchtte en vroeg iets aan de Apollo kamper die de andere jongen aan het helen was. Ze vermoedde dat de jongen naast Piper Jason was, aangezien Piper veel over hem heeft verteld.
Niet lang daarna kwam Chiron met een paar oudere kampers aan rennen en zei dat iedereen weg moest gaan.

The New Heroes Of Olympus ~ The Creater of mankind Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu