Bij hypoparathyreoïdie werken de bijschildklieren niet goed. Ze maken te weinig hormonen aan. Hierdoor komt er te weinig kalk in het bloed en te veel fosfaat. Vooral de spieren en zenuwen hebben hier last van.
Er zijn verschillende vormen van hypoparathyreoïdie. Van een lichte vorm merk je niet zo veel. Klachten bij een ernstige vorm zijn:
tintelingen in de handen, in de voeten en rond de mond;
ernstige krampen in de handen en voeten en soms in de keel;
Op den duur epilepsi.
Vaak ontstaat hypoparathyreoïdie na een (bij)schildklieroperatie. De verschijnselen komen dan plotseling opzetten. In de andere gevallen ontwikkelt de ziekte zich langzaam. De klachten zijn dan minder erg.
De arts stelt hypoparathyreoïdie vast met bloedonderzoek
De behandeling van hypoparathyreoïdie bestaat uit vitamine-D en kalktabletten. Bij heel ernstige verschijnselen krijg je de medicijnen in een infuus. Je moet de medicijnen meestal je leven lang blijven gebruiken. Ook moet je regelmatig naar je huisarts voor controle.
Hypoparathyreoïdie kan op verschillende manieren ontstaan.
Vaak ontstaat de aandoening na een operatie aan de schildklier. De arts heeft dan per ongeluk de bijschildklier verwijderd.
Soms ontstaat de aandoening na een operatie aan de bijschildklieren. Bijvoorbeeld als die te snel werken.
Soms ontstaat de aandoening spontaan.
In ons lichaam bevinden zich pal naast de schildklier vier bijschildkliertjes (parathyreoïden); dit zijn kleine kliertjes, nauwelijks groter dan een rijstkorrel. De bijschildklieren produceren bijschildklierhormoon (parathyreoïd hormoon, PTH).
Het PTH speelt een belangrijke rol bij de calcium- en fosfaathuishouding van het lichaam. Het zorgt voor de opname van calcium uit de darm en voor de uitscheiding van fosfaat door de nieren.
Bij een overproductie van bijschildklierhormoon (hyperparathyreoïdie) heeft de patiënt één of meerdere overactieve, vergrote, bijschildklieren die te veel PTH maken. Hierdoor wordt het gehalte van calcium in het bloed te hoog, en het fosfaatgehalte te laag. Deze afwijkingen in de stofwisseling van calcium en fosfaat kunnen overigens ook veroorzaakt worden door een teveel aan vitamine D gebruik. Door de overproductie van bijschildklierhormoon en de verhoogde calciumspiegel bestaat het risico van nierstenen en botafwijkingen (meestal botontkalking) die een combinatie zijn van verhoogde botafbraak en aanmaak. Daarnaast hebben mensen met hyperparathyreoidie vaak hoge bloeddruk, buikklachten, en soms psychische klachten alsmede vermoeidheid, en ook klachten van dorstgevoel, verhoogde urineproductie, obstipatie, misselijkheid, en soms maagzweren.
De Engelse literatuur vat de klachten van hyperparathyreoidie samen als: “bones, stones, abdominal groans, psychic moans, fatigue overtones”, oftewel “botklachten, nierstenen, buikklachten, psychische klachten, vermoeidheid”. Heel vaak geeft een te snel werkende bijschildklier weinig of geen klachten, en wordt de diagnose bij toeval gesteld.
Wanneer te weinig bijschildklierhormoon wordt geproduceerd, spreken we van hypoparathyreoïdie. In die situatie speelt het omgekeerde: door een onvoldoende aanmaak van PTH wordt de calciumspiegel van het bloed te laag en dat van fosfaat te hoog. De ziekte is meestal het gevolg van een operatie aan de schildklier, waarbij ongewild meerdere bijschildkliertjes worden verwijderd. Een hypoparathyreoïdie kan in zeldzame gevallen ook spontaan voorkomen. Klachten kunnen zijn tintelingen in armen en benen, en in meer ernstige situaties epileptische aanvallen en ademhalingsmoeilijkheden.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Een bijschildklier aandoening wordt vermoed als er klachten bestaan, zoals juist genoemd. In die situaties en bij die klachten is er zeker noodzaak om de calcium spiegel van het bloed te bepalen. De diagnose wordt dan gesteld aan de hand van dit bloedonderzoek.
Nogal eens wordt bij routine bloedonderzoek voor andere redenen een verhoogd calcium gehalte gevonden. Hierna wordt dan een verder onderzoek verricht waarbij ook het fosfaat en PTH gehalte worden bepaald. Zowel de hyper- als hypoparathyreoïdie worden aldus vaak bij toeval gevonden.
Ernst en beloop van de aandoening
Milde vormen van een te snel werkende bijschildklier geven weinig of geen klachten. Het gevaar van deze ziekte is het ontstaan van nierstenen en botafwijkingen waardoor botbreuken kunnen optreden. Ook is hoge bloeddruk neveneffect, met op de lange duur nierfunctiestoornissen.
Bij oudere mensen zonder klachten of verdere afwijkingen neemt men nogal eens bij een milde hyperparathyreoïdie een afwachtende houding aan. Echter, hyperparathyreoidie kan ook leiden tot psychische stoornissen en vermoeidheid, en het kan in die situatie moeilijk zijn om te beoordelen welke klachten door de verhoogde calciumspiegel komen, en welke klachten door veroudering. Soms kunnen oudere mensen na een succesvolle operatie een wonderbaarlijk herstel vertonen.
Jongere mensen en ouderen met een mer ernstige aandoening of complicaties, zoals boven beschreven, behandelt men in principe via een operatie. Hierbij wordt de vergrote bijschildklier verwijderd. Vroeger gebeurde dat via een uitgebreide ingreep. Tegenwoordige is dit mogelijk via een klein sneetje in de hals; dit wordt een minimale invasieve techniek genoemd. In het Academisch Ziekenhuis Groningen maken we hierbij gebruik van 2 aanvullende mogelijkheden:
1. een radioactieve techniek, waarbij met een klein apparaatje en een zeer lager hoeveelheid radioactiviteit de overactieve bijschildklier wordt opgespoord.
2. een snelle bepaling van het PTH gehalte in het bloed; wanneer een vergrote bijschildklier wordt verwijderd, kan hierdoor al snel worden beoordeeld of de operatie succesvol is, en de ‘schuldige’ bijschildklier is verwijderd, oif dat er nog een 2e overactieve bijschildklier aanwezig kan zijn.
Door op deze wijze de ingreep te plannen en uit te voeren kan deze in principe in dagbehandeling worden uitgevoerd, m.a.w. iemand gaat ‘s avonds na de operatie weer naar huis. Bovendien is het ongemak van de operatie (zeer klein operatielitteken) veel minder dan met de ouderwetse operatie.
Mensen met een te langzaam werkende bijschildklier worden altijd met medicijnen behandeld; zij gebruiken extra calcium en een vitamine D preparaat (meestal etalpha of calcitriol).
------------------------------------------------------------------------------------
Dit hoofdstuk was op aanvraag van Brittjez, ik hoop dat het duidelijkheid geeft! Xxx,- Shauntje

JE LEEST
Mijn universum
SachbücherDit boek gaat over het hebben van autisme en hoe ik en andere het (kunnen) beleven. Later stap ik over naar ziektes en aandoeningen.