Hoofdstuk 13: Hypochondrie

115 7 2
                                    

Opgedragen aan Ellen die met dit verzoek kwam!

----------------------------------------------------------------------------------------------------

Mensen met hypochondrie denken steeds dat ze een ernstige ziekte hebben, terwijl er medisch niets te vinden is dat daarop wijst. Hypochondrie is een angststoornis.

Waarom sommige mensen een angststoornis hebben, is niet duidelijk. In sommige families komen angststoornissen vaker voor. Erfelijkheid lijkt een rol te spelen. Je zou kunnen zeggen dat de een meer kwetsbaar is dan de ander. Er wordt gedacht dat bepaalde stoffen (neurotransmitters) invloed hebben op iemands gevoeligheid voor angst en paniek. Neurotransmitters zitten bij iedereen in het bloed en in het zenuwstelsel.

De manier waarop iemand met angstgevoelens en lichamelijke klachten omgaat, lijkt voor een deel ook aangeleerd. Opvoeding en ervaringen uit het verleden spelen hierbij een rol.

Angst veroorzaakt lichamelijke verschijnselen die de angst voor een ernstige ziekte weer kunnen versterken. Wanneer de angst en de klachten elkaar versterken, kunt u in paniek raken.

Sommige mensen hebben meer kans op een angststoornis als hypochondrie. Bijvoorbeeld:

• mensen die alleen wonen

• mensen zonder werk

• mensen met weinig inkomen

• mensen met een lagere opleiding

• mensen die depressief zijn (geweest)

• mensen met een verslavingsprobleem

• mensen die een hele heftige gebeurtenis hebben meegemaakt (psychotrauma)

Het is niet altijd duidelijk of de angststoornis de oorzaak of het gevolg is van de bovenstaande punten. Je kunt bijvoorbeeld hypochondrie krijgen doordat u alleen woont. Maar je kunt ook alleen gaan wonen omdat je hypochondrie hebt.

Door de hypochondrie let je voortdurend op je eigen lichaam en voelt daardoor van alles. Je ziet allerlei gewone lichamelijke verschijnselen (zoals een steek, jeuk of kramp, hoofdpijn of een droge mond)  als teken van een ernstige ziekte. Lichamelijke klachten zijn al gauw reden voor angst en paniek.

Ook als een dokter je goed nakijkt en niets vindt, blijft de angst voor een ernstige ziekte aanwezig of komt na korte tijd terug. Het is bijna niet mogelijk om je gerust te stellen. Je zoekt heftig naar geruststelling. Dat kan de angst voor een ernstige ziekte juist in stand houden of versterken.

Op momenten dat de angst overheerst kun je de volgende klachten krijgen:

hartkloppingen, transpireren, koude rillingen, duizeligheid, beven;

benauwdheid, een vervelend gevoel op de borst;

tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten;

droge mond, misselijkheid, maagklachten, braken of diarree;

hoofdpijn, rood worden, flauwvallen;

het gevoel niet meer te weten wie of waar u bent;

het gevoel dat u de controle over uzelf verliest, gek wordt of doodgaat.

Je kunt zelf veel doen om uw angst te verminderen.

Dagboekje bijhouden

Noteer per dag je angstige momenten. Schrijf op waarom u bepaalde lichamelijke verschijnselen niet vertrouwt. Wat gebeurt er als de angst bij je opkomt? Wat voor klachten krijgt je dan? Welke gedachten komen in je op? En wat doet je dan?

Geef je toe aan je angsten door direct aan een ernstige ziekte te denken? Vlucht je voor de angst door in bed te gaan liggen of veel te eten? Of probeer je de angst te verdoven door gebruik van alcohol, drugs of kalmerende middelen?

Overweeg of je inderdaad bij elk gevoel (pijn, jeuk, kramp) in uw lichaam direct aan de ernstigste ziekte denkt. Bekijk eens kritisch of je angstgedachten wel kloppen en of er echt reden is voor paniek. Vaak is dit niet het geval.

Positieve gedachtes bedenken

Probeer de gedachte aan een ernstige ziekte te vervangen door iets minder ernstigs. Stel er een positieve gedachte tegenover. Bedenk een onschuldige verklaring voor de lichamelijke verschijnselen die je opmerkt.

Bijvoorbeeld: ‘De hoofdpijn kan ook komen doordat ik vannacht slecht heb geslapen.’ Of: ‘Ik heb alleen hartkloppingen omdat ik bang ben. Het is heel normaal dat mijn hart zo reageert.’ Schrijf deze positieve gedachten op, zodat u ze op moeilijke momenten kunt nalezen.

Schrijf ook op wat u voortaan in angstige momenten kunt doen.

rustig ademen om te onstpannen,

even wandelen of

iemand opbellen.

Zoek steun bij mensen die je vertrouwt. Leg aan hen uit waar je bang voor bent. De meeste mensen hebben er begrip voor.

Vlucht niet voor de angst en probeer de angst niet te ‘verdoven’. Op de korte termijn lijkt het misschien even te helpen. Maar je leert daardoor niet met de angst om te gaan en deze te verdragen. Uiteindelijk wordt de angst daardoor alleen maar erger.

Medicijnen hebben over het algemeen weinig zin bij hypochondrie.

Met je huisarts zoek je naar de beste aanpak voor uw hypochondrie. Het gaat dan om gesprekken, zelfhulp, psycholoog of medicijnen. Samen zoek je naar de manier die goed bij jou past.

In het begin gaat u iedere week of iedere twee weken naar de huisarts om te bespreken hoe het gaat.

Als u een dagboek heeft bijgehouden, kan het helpen dit samen te bespreken. Dan ziet u hoe de angst voor ernstige ziekte ontstaat en hoe uw gedachten de angst kunnen versterken.

Vaak kunt u met zelfhulp al goed aan de slag. U spreekt steeds af wanneer u weer naar de huisarts gaat om te vertellen hoe het gaat.

Vaak kan een psycholoog u verder helpen. Door praten en oefenen kunt u leren uw gedachten en reacties op angst te veranderen. We noemen dat cognitieve gedragstherapie.  Het gaat erom dat u weer vertrouwen krijgt in uw eigen lichaam, zodat minder geruststelling van anderen nodig is. Uiteindelijk kunt u bereiken dat u nog maar weinig last heeft van uw angsten. 

Soms kan de angst voor een ernstige ziekte terugkomen. Dan maakt u weer een afspraak bij uw huisarts, of u neemt contact op met de psycholoog die u geholpen heeft.

Ik heb zelf een vriend die bij alles denkt dat er iets ernstigs aan de hand is en persoonlijk vind ik dat enorm vervelend. Ik vind het dan ook altijd moeilijk met hem omgaan en ben hem na een paar uur altijd alweer moe. 

Mijn universumWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu