14

108 5 2
                                    

Enkele weken later 

Mijn droge handen gleden over de stugge haren, die alsook zeer kort waren en de iets zachtere haren, die dan weer langer waren, en zich als pruik demonstreerden op de mannequin hoofden. Ik had er ondertussen al een aantal verzameld en mooi op volgorde, van kort naar lang, op de make-up tafel geplaatst. Zodat ik zeker genoeg keuze had en ik elke dag een andere kon dragen.

Mijn donkere ogen, die even donkere kringen vertoonde, lieten de tranen rustig over mijn wangen rollen. De spiegel die ik enkele dagen geleden had kapot geslagen in extase, had mijn papa alweer vervangen met een spiegel die ik niet zo snel kapot kreeg, jammer genoeg. Ik was het beu om mezelf te zien op deze manier, ik werd er kwaad en verdrietig van en het maakte mij kapot, omdat ik niet meer de vrouw was die ik ooit was geweest. Ik had er lang over gedaan om te leren hoe ik van mezelf moest houden, van wie ik was, hoe ik eruit zag, maar al die lessen hadden geen nut meer, omdat ik niet meer de persoon was waar ik ooit van heb gehouden. 

Mijn mama, die achter mij kwam te staan, legde de zwarte, lange haren voorzichtig achter mijn schouders. Als ze iets harder had getrokken had ze de pruik van mijn hoofd getrokken, iets wat haar al eens was overkomen. Gelukkig was dat thuis gebeurd en konden we er eens goed mee lachen, als het in het openbaar had gebeurd dan had ik niet zo kunnen lachen, dacht ik.

Ik was blij dat mijn ouders, enkele dagen na het krijgen van het slechte nieuws, terug naar België waren gekomen. Ik heb hen nochtans tegengehouden, omdat ik niemand wou betrekken in dit sluipend proces, maar ik was reeds wel heel vergenoegd geweest dat ik hen in mijn buurt had. Mama probeerde vaak om de lichamelijke taken over te pakken, op dagen dat ik het niet kon omdat mijn lichaam veel te moe was, zo hielp ze mij te wassen of mijn eten klaar te maken. Papa daarentegen gaf mij meer de ruimte en maakte de woonst idealer voor een zieke persoon zoals mij. Het viel regelmatig voor dat ik op dagen nauwelijks kon rechtstaan en mezelf moest voortbewegen met de rolstoel. 

"Zal ik je even helpen?" Ik schrok op uit mijn gedachtes die zich diep in het gewoonlijke hadden genesteld en keek mama, via de spiegel, aan. Mijn mondhoeken krulden zachtjes naar boven, in de hoop dat ze het zag als een glimlach, ook al was het dat niet. Ze zette zich op het krukje naast mij en keek me doordringend aan. Haar lange vingers namen het borsteltje, oogpotlood en de mascara vast, waarna ze die om te beurten een andere plaats in haar hand gaf. "Ik vind het vreemd," klonk haar stem onvast, waarna ze haar ogen op mij richtte, "het is alsof ze jouw komende dood willen vieren." 

Het had cru geklonken, van zodra de woorden zo makkelijk over haar lippen rolden. Het voelde als een blok die op mijn maag werd gegooid, of als een klap in het gezicht met een groot plat voorwerp, dat ervoor zorgde dat ik mijn ogen openhield maar op geen enkele manier kon reageren. Ik had vaker last gehad van stijve en pijnlijke spieren, maar nooit had ik mij zo verstijfd gevoeld. 

De chef, of Roger zoals het nu voor mij was, had een soort van feestje georganiseerd voor mij. Ik had twee weken geleden gemeld dat ik niet meer zou terugkomen of ooit nog zou kunnen werken en hij vond dat ik geëerd moest worden voor mijn vele jaren dienst, succesvolle dienst, zoals hij zei. Ik had hem gevraagd er niets te groot van te maken, omdat ik niet in staat zou zijn dit vol te houden of zelfs aan te kunnen. Nu mijn mama deze woorden had gebruikt, voelde het niets als een eredienst, maar effectief als een afscheidsfeest.

Sinds ik te horen had gekregen dat mijn kanker niet meer te genezen viel, had ik bewust niemand meer gezien. Alleen mijn ouders en mijn broer bleven dichtbij zodat ik mijn laatste maanden met hen kon spenderen, net zoals ik de eerste maanden tot jaren had gedaan. Het voelde weer aan als een gezin, wat lang niet meer zo is geweest, en daar was ik dankbaar voor. Daar was ik zelfs mijn dodelijke ziekte dankbaar voor, al maakte het mij alleen maar kapot.

Ik zette mij recht op mijn stoel en keek in de spiegel. Een valse glimlach zette zich op mijn lippen, waarna ik diep adem haalde. "Eén dag," zei ik zacht, "één dag moet ik doen alsof, het even doorstaan en dan kan ik weer verder." Klonk ik zelfzeker, al was dat alles behalve hetgeen dat ik was. Ik had geen flauw idee hoe ik zou gaan reageren als ik mijn voormalige collega's in de ogen zou kijken. Dat ze zouden zien hoe afgetakeld ik was, totaal niet meer degene die zij kenden.

Met mijn trillende handen, die vaker opkwamen door de behandelingen, bracht ik de make-up op mijn gezicht aan. Ik was niet meer buiten gekomen zonder, al was het nog de vraag of ik effectief buiten kwam. De laatste keer dat ik de frisse lucht nog eens had opgesnoven was enkele weken geleden, met mijn broer, toen we nog enkele pruiken gingen halen. Het had mij deugd gedaan, want hij deed er alles aan om mij te doen lachen. Zelfs als het niet was toegestaan, trok hij de pruiken over zijn hoofd en deed er gek mee. De agente in mij had ervoor willen optreden, hem duidelijk willen maken dat hij regels overtrad. Maar de sterveling in mij wou genieten, dingen doen die niet hoorden, mijn leven wijden aan de weinige tijd die ik nog had. Ik had hem laten doen. Gelachen, tot tranen toe. En uiteindelijk alle pruiken gekocht die hij had aangeraakt, zodat niemand over hygiëne kon klagen. Thuis deed hij weer hetzelfde. Ik lachte even hard. Mijn ouders lachten. We waren voor even weer gelukkig. Ik had weer het gevoel van te leven, ook al was ik stervende.

De laatste maandenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu