Hoofdstuk 2

124 10 1
                                    

Toen we naar school liepen kwamen we Jordan en Pascal tegen. Ze vertelden ons over hun weekend. Toen begon Pascal over iets interessant.

'Ik heb zo vreemd gedroomd vannacht,' begon hij. Zijn bruine ogen stonden afwezig, alsof hij weer in die droom zat.

'Het was alsof ik rende door het bos, maar niet als mezelf. Als een soort wolf of zo. Het was zo vreemd.'

Ik keek hem verbaasd aan. Ik haalde mijn hand door mijn haar. Dat deed ik altijd als ik verbaasd was.

'Ik heb precies hetzelfde gedroomd.' Het gezicht van Pascal stond verbaasd en niet begrijpend.

'Nu jullie het zeggen,' zei Bertram, 'ik heb ook zoiets gedroomd.' Zijn ogen waren tot spleetjes geknepen. 'Dit is vreemd. En dan bedoel ik echt vreemd.'

'Nou, ik droomde over lekkere meiden in een sportwagen,' zei Jordan droog. 'Blond and Beautiful.'

We lachten allemaal. De oude vrouw aan de overkant van de straat keek verwijtend naar ons.

De rest van de weg naar school praatten we niet meer over die droom. Maar dat betekent niet dat ik het vergeten was.

Onze school was een groot gebouw, en dan bedoel ik echt groot. Het had minsten 50 lokalen, terwijl er ongeveer 70 leerlingen op deze school zaten. Daarom zat de basisschool ook in dit gebouw.

Ook had het een reusachtige bibliotheek en een reuze aula.

We liepen naar binnen en kwamen in de hal. Aan de binnenkant zag het gebouw er uit als een soort kerk. Het was oud en de ramen waren glas-in-lood. Als we pauze hadden kwamen we altijd hier om er naar te kijken.

PentagramWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu