Hoofdstuk 4

120 11 0
                                    

Misschien had ik het moeten zeggen. Bertram had het recht om het te weten.

Ik voelde me niet goed. Het leek alsof ik elk moment kon omvallen. Mijn maag wou zich ook de hele tijd legen.

Dit was de laatste 3 weken al elke dag zo. Ik werd er gek van. Het was alsof ik elke dag ongesteld kon worden.

Weer zoiets vreemds. Ik was bijna 18 en ik was nog steeds niet ongesteld. Ik wist dat sommige meisjes later waren dan de anderen, maar dit was niet gezond.

Ik keek in de spiegel. Mijn donkerblonde, losse krullen zaten in een paardenstaart.

Ik deed mijn bril op. Hij was groot en zwart, maar wel stijlvol. Hij leek op zo'n bril die hipsters dragen. Ik droeg mijn lenzen altijd overdag, maar 's avonds altijd mijn bril.

Mijn ogen stonden moe. Ik was ook moe. Ik kon de afgelopen dagen niet goed slapen. Het was moeilijk om in slaap te vallen, vooral door het geluid dat uit mijn moeders kamer kwam.

Wat mijn moeder betreft, ze is al zo sinds mijn vader ons heeft verlaten. En dat was al toen ze zwanger was van mij. Ik heb haar nog nooit anders gezien dan nu en ik denk dat mijn vader een goede keuze heeft gemaakt.

Ik miste mijn vader. Ik had hem 1 keer ontmoet. Ik was 6. Hij gaf me een zilveren ketting met een hangertje eraan. Het was een wolf. Ik droeg hem altijd.

Een klop op de deur liet me opschrikken. 'Wat?' schreeuwde ik naar mijn moeder 'Ik hoef je zielige shit niet aan te horen.'

Een traan rolde over mijn wang. Zo ging het altijd. Ik kon geen normaal gesprek met mijn moeder hebben. Meestal was zij degene die begon met schreeuwen, maar ik was het soms ook.

Ik hoorde voetstappen, maar ze werden steeds minder luid. Ze ging weg.

Tranen rolden over mijn wangen. Waarom kon ik geen normaal leven hebben?

~

De volgende dag zag ik er niet uit. Er zaten wallen onder mijn ogen en in mijn haar zaten veel klitten.

De laatste tijd woelde ik veel in mijn slaap. Ik had vaak nachtmerries. Sommige gingen over bosbranden, anderen over kleine ruimtes.

Ik douchte lang. Het warme water kalmeerde me. Ik zeepte me in met de zeep die naar dennennaalden rook.

Met tegenzin kwam ik na 20 minuten onder de douche vandaan.

Ik kleedde me snel aan. Ik droeg een groen topje met spaghettibandjes en een donkerbruine broek. De kleuren maakte me rustiger. Ze voelden vertrouwd.

Ik borstelde mijn haar 10 minuten. Ik deed het toen toch maar in een staart. Het zag er beter uit dan los.

Ik zette mijn bril op. Ik had geen zin om mijn lenzen in mijn ogen te proppen.

De glazen waren dik, ik kon echt heel slecht zien.

Toen ik beneden kwam, was er niemand. Er heerste een stille en kille sfeer, en ik vond het eigenlijk niet erg.

Ik propte een cracker in mijn mond en liep naar de kapstok. Ik deed mijn Converse aan en pakte mijn tas van de grond.

Weer een kut schooldag, hoe kon het ook anders?

PentagramWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu