6) familie

55 1 0
                                    

Iedereen in huis keek met vermoeide ogen van het huilen hoe de doodgravers het lichaam van Mina kwamen halen.

Overmorgen was de begrafenis. De kapitein had om een dag extra gevraagd, om alles in orde te kunnen brengen.

"Als jij wil mag je naar huis gaan" zei de kapitein tegen de meid, "dan betaal ik je loon van deze maand nog en mag je gaan*"

De kapitein liet zich daarop in een stoel in de keuken zakken.
"Wat moet ik nu doen?" zei hij, "wat nu?"
Martijn wilde wel antwoord geven maar kon op niets komen.

"De begrafenis regelen en je familie schrijven" zei Anna direct.
"Niet m'n familie" zei de kapitein met zwakke en vermoeide stem.

Martijn herinnerde zich vaag dat Wilhelmina vijf zonen had. En dat de kapitein daarvan de jongste was.

"Ik wil m'n familie er niet bij hebben. Maaksels van de staat zijn dat. Verderfelijke mensen."
Zo had de kapitein nooit over zijn familie gesproken. Hij sprak eigenlijk nooit over zijn broers. Over geen een van hen.

"Die hoeven niets te weten."
"Ja?" viel Anna gelijk in, "tot ze er achteraf achter komen dat ze gestorven is en dan zijn ze boos dat je niets gezegd hebt. Of nog beter. Dat ze een deel van de erfenis komen vragen."

Anna leek qua temperament heel erg op Mina, maar ze durfde minder en was toch net iets beter gemanierd. Anna wrong zich niet door massa's heen tot ze op de eerste rij stond. Dat kon Wilhelmina zonder problemen wel. En ze kwam er ook mee weg.

De kapitein zuchtte als antwoord.
"Die staan voor alles wat ik minacht."

Martijn zette zich ook op een stoel.
"Schrijf ze op z'n minst" zei hij, "daarna kan je altijd zien."

Dat was waar. De kapitein bewoog zich naar het bureautje dat ze in het huis hadden.

Hij begon met zich te proberen herinneren waar iedereen woonde. Want ook dat herinnerde Martijn zich, iedereen woonde overal verspreid.

"Maarten Corneliszoon Mulder" kwam als eerste naam, "Cornelis Corneliszoon Mulder".

Nog twee.

"Willem Engel Mulder. Terneuzen."

Nog eentje, "Pieter Corneliszoon Mulder."

Het was de eerste keer dat Martijn hun namen hoorde. Maar vast niet voor de laatste keer.

* in de 17e eeuw in Nederland gingen zeer veel jonge meisjes werken. Zowel armere als rijkere meisjes gingen als meid aan de slag bij een ander gezin om te leren hoe ze een huishouden moesten houden en zo konden ze geld sparen om een eigen huis te kunnen kopen.. Het was een van de vele vormen van seizoenarbeid in Nederland die de levenstandaard van velen hielp.

Als klein tegenpunt kwam het door deze huis hulp dat de huwelijksleeftijd later was dan elders in Europa en vele gezinnen later (of minder) kinderen kregen dan elders in Europa. Wat op zich niet slecht is.

De Parel op Drift | BOEK 4Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu