16) de trekschuit

29 1 0
                                    

Iedereen had zich aangekleed en was klaar met inpakken. Beneden werd op elkaar gewacht. Het weer was grillig. Verdorde herfstbladeren van fruitbomen in de stedelijke rijkelui tuinen vlogen met grote snelheid door de wind gedragen in het rond.

De lucht was grijzig. Zo grijs, dat het vreemd leek dat er nog geen regen gevallen was.

Anna had een driehoekige sjaal om en een kap op om straks het huis schoon te maken.

"We wachten op de trekschuit" zei Martijn, "koets is te duur."
Anna knikte.

"Iedereen klaar?"
Er werd geknikt.

"Voorzichtig zijn" zei ze tegen Martijn. Toen gaf ze met de rug van haar hand een tik tegen de borstkas van de kapitein.
"Jij ook" zei ze.

De kapiteins ongeduld om te vertrekken veranderde naar een blik in de verte, met ogen die blonken, maar op een trieste manier. Zijn moeder was nu wel weg, maar Anna was er nog. En Anna zorgde goed voor het huis en voor hun. Hij moest niet meer voorzichtig zijn voor zijn moeder, zoals ze steeds vroeg. Er waren nog mensen.

"Zal ik doen" zei hij.
Meestal wimpelde hij zo een opmerkingen weg. Vooral met Mina, die de opmerking minstens even overdreven vond als hijzelf. Wie op zee werkt weet dat hij gevaar loopt. Voorzichtig of niet, aan gevaar kan je niet veel doen. Maar hij beloofde nu tenminste toch van uit zijn doppen te kijken.

Martijn sloeg zijn knapzak op zijn rug en liep naar Anna toe. Ze gaven snel een kus, want de kapitein beende er alweer vandoor.

Toen iedereen buiten was bleef ze in de deuropening staan kijken. Iets zei haar dat het niet goed ging komen. Toen een windstoot haar deed rillen liep ze weer naar binnen en sloot ze de deur.

Het gezelschap van drie liep door de straten van Amsterdam onderweg naar de trekschuit.

Benson had nog nooit op een trekschuit gezeten, laat staan dat hij er ooit van gehoord had.

Toen de schuit met gigantisch boerenpaard arriveerde keek hij zijn ogen uit. Dat hadden ze in Engeland niet!

De schuit zat stampvol. Niet door de mensen die erop zaten. Maar door iedereen die met goederen de markten afreizen.

Benson wist niet waar kijken. Hij vind het niet erg om met zijn hoofd tussen zijn knieën bijeen gedoken rond te kijken. Martijn had een plekje tussen twee manden appels gevonden om zijn benen te strekken. De kapitein, die boomlang is zat ook bijeen gepropt, maar had zich zo neergezet dat hij tenminste niet met zijn knieën in zijn nek zat.

Over hen zaten twee mannen van stand. Handelaars misschien. Of regenten. Maar het waren opgeleide mannen die dezelfde discussie voerden als gisteren. Wat de voor- en nadelen zijn van de prins als stadhouder. In plaats van elkaar in de haren te vliegen, gaven ze elkaar voor- en tegen argumenten over waarom ze zoiets denken.

Martijn vond het een immens interessant gesprek. Vooral toen de twee begonnen over de spanningen die het gaf bij het gewone volk. Dat op een schip bij Texel een matroos een anders matroos had neergeschoten, omdat hij de enige staatsgezinde was.

Of dat vechtpartijen op de straten in Den Haag de spuitgaten uitliepen. Martijn moest denken aan hun ontmoeting met de prins. Er werd inderdaad gevochten op straat. En hoe de aanwezige menigte wel erg oranje geobsedeerd was.

"Ik zie dat fout lopen" zei de ene ten slotte.
"Inderdaad. Je kan het nu al zien. Dit komt niet goed."
Martijn spitste zijn oren. Problemen? In Nederland? Tussen de prins en de staat?

Zover zou het toch nooit komen?

De Parel op Drift | BOEK 4Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu