2) avond

51 1 0
                                    

Anna zette de schaal kip op tafel.
Mina knikte goedkeurend wanneer de geur van het gebraden beest haar neus bereikte.

De kapitein kon zijn ogen er niet van af houden.

Martijn gaf het mes door en Anna begon al aan te snijden. Iedereen gaf zijn bord door en kreeg. En er waren boontjes om bij te eten.

"Wanneer ga je weer naar zee?" vroeg Mina.
"Wat?" vroeg Jan met z'n mond vol, "ben je ons al beu?"
Martijn moest lachen.

"Als de prins me nodig heeft, dan ga ik weer."
"Bah die prins is maar een opdondertje" vervolgde Mina, "we hebben nog geluk dat hij met z'n geld gooit of je was nu blut geweest."

"Jaa" zeurde de kapitein.
Martijn knikte, "we hebben heel veel geluk gehad. Want de mannen morden ook."
De kapitein waggelde met zijn hoofd om het af te schudden.
"Alles is toch goed?!" riep hij uit, "en nu hebben we Anna die dat voor ons doet."
"Hela, momentje kaper. Ik ben met Martijn. Ik ben niet je bediende."
Wilhelmina kon er goed mee lachen.
Martijn liet ook wel een lachje los.

"Wat een geluk dat ze een goeie kok is" knipoogde de kapitein. Anna gaf hem een mep tegen z'n schouder met de houten lepel.
"Daar" zei ze plagerig.

"Ok eten nu" bracht Mina de voeten weer op de grond. Of beter, onder tafel.

Martijn stak een stuk kip in zijn mond en het vlees smolt bijna. Heerlijk was dit. Anna kón koken.

"Spijtig dat je niet mee aan boord kan" zei Martijn, "zo eten wil ik altijd wel."
De kapitein bevestigde met een propvolle mond en z'n kin en handen onder de jus.

"Oh kom op" zei Mina ervan.
"Om dan tussen dat hoopje smeerpoezen te zitten zeker? Nee nee. Ik blijf hier."

"Goed zo" zei Mina.

De Parel op Drift | BOEK 4Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu