Hoofdstuk 14

177 8 1
                                    

HOOFDSTUK 14
Neppe vaders & echte jongensproblemen
—»«—

Ik kon je niet vertellen waarom, maar ik bevond me op een vroege zaterdagochtend in een voor mij onbekend café. Aangezien ik zelf bij Bustina Di Tè werkte, kwam ik eigenlijk geen andere meer binnen. Maar om met mijn vader — die ik al minstens drie jaar bijna niet had gezien — af te spreken in het café waar ik werkte, vond ik niet zo'n goed idee. Dus had ik even snel op internet gezocht naar een ander café in de buurt, en kwam uit op Bakkie Pleur.

Mijn ene been stuiterde zenuwachtig op en neer, terwijl mijn andere angstvallig stil bleef. Mijn handen lagen in een kommetje op mijn schoot en zo nu en dan knakte ik mijn vingerkootjes.

Waarom zat ik hier nou eigenlijk? Niet omdat ik voelde alsof mijn vader het verdiende om met mij af te spreken, of omdat ik het zielig voor hem vond. Ergens diep van binnen wist ik wel waarom ik ja had geantwoord op zijn Facebook berichtje. Zo hoefde ik niet aan Lukas óf Stefan te denken. En dat kwam voor mij nu heel goed uit.

Bij iedere klant die binnen kwam, iedere deur die klapte of iedere mannenstem die ik hoorde praten, hief ik mijn hoofd razendsnel op en keek de ruimte door. Niks. Ik spiekte op mijn telefoon. Hij had nog vijf minuten.

Ik had me er al enigszins op voorbereid dat hij niet zou komen opdagen, totdat de deur voor de zoveelste keer open ging en ik opeens oog in oog stond met een man die ik uit duizenden zou herkennen.

Dezelfde ondeugende ogen, zei mijn moeder altijd. En dezelfde neus. Hetzelfde loopje, dacht ik, toen hij slungelend zijn weg maakte door de andere tafels op weg naar mij. Het was overduidelijk mijn vader.

Maar zo vóélde hij niet.

Ik was te druk bezig met naar hem kijken en niet proberen om in huilen uit te barsten, dat ik niet zag dat er een klein meisje achter hem aan liep. Haar handje in de zijne en met grote, nieuwsgierige ogen naar mij opkijkend vanachter mijn vaders lange benen.

Nu moest ik tranen van woede binnen houden. We zouden met zijn tweeën zijn. Dat hadden we heel duidelijk afgesproken. Geen vriendin, geen broertje, niemand. Maar dit was overduidelijk zijn dochtertje. Míj́n halfzusje.

Het aanzicht van een gedeelte van zijn nieuwe gezin deed mijn bloed koken. Was dit waar hij ons voor had ingeruild? Wat was er nou zo veel beter aan een jankend, klein kind?

Waarom was ik niet genoeg?

'Wie is dat?' Ik wilde het er niet al te hard uit laten komen, maar ik zag het kleine meisje toch in elkaar krimpen. Ze schoof een stukje verder achter mijn vader. Onze vader.

'Remi, ik weet dat ik zei dat we alleen zouden zijn, maar -'

Ik schudde wild mijn hoofd. Hij probeerde het altijd goed te praten wanneer hij een fout maakte, en ik had er genoeg van. Ík had toegestemd op een afspraak, niet hij. Hij kon zich het niet veroorloven om fouten te maken — niet na alles wat hij al fout had gedaan.

'Nee,' antwoordde ik ijskoud. 'Ik hoopte om vandaag antwoorden te krijgen van mijn vader, maar de man die ik nu zie? Dat is geen echte vader voor mij.'

Ik stond op, en mijn stoel schoof luid naar achteren. Het boeide me niet wat andere mensen dachten van het lawaai. Het enige waar ik aan dacht was om hier zo snel mogelijk weg te gaan.

Milkshakes en gebroken hartenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu