Proloog: waking up

194 3 0
                                    

Ik werd langzaam wakker, waar was ik? Ik sprong recht, meteen op mijn hoede.

'Rustig aan.' klonk een stem van achter me. Ik draaide me rond en had bijna de persoon achter me een rechtse hoek verkocht, maar hij dook al weg.

'Rustig aan. Ik ga je niets doen.' zei hij, zijn handen onschuldig de lucht in stekend.

'Waar ben ik.' siste ik. Het was geen vraag.

'In mijn huis. Ik woon hier met een paar.. vrienden. We vonden je vanochtend in het bos.' zei hij. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes, ik vertrouwde hem niet helemaal, maar hoe kon het ook anders. Mijn geloof in de mensheid was redelijk goed gereduceerd tot nihil na het laatste jaar. De jongen stond op en ik nam hem goed in me op. Hij was bijna een kop groter dan mij, ongeveer 1 meter 85 en had perfect lichtbruin haar. Zijn ogen vielen ook op: ze waren immens donker, bijna zwart.

'Er liggen wat kleren over de stoel, voor als je je wilt omkleden. Kan je daarna naar beneden komen?' vroeg hij. Ik keek hem verbaasd aan maar knikte uiteindelijk toch langzaam. Hij liep de deur uit en trok die zachtjes achter hem toe.

Ik keek rond mij, op zoek naar de kleren. Uiteindelijk vond ik de stoel waar de jongen het over gehad had, en trok langzaam mijn kleren uit. Ik schrok van mijn eigen spiegelbeeld. Ik zag er wild uit. Vooral mijn ogen waren eng. Bijna enger dan de littekens die overal op mijn lichaam te zien waren. Enger dan mijn ribbenkast die duidelijk te zien was, of mijn heupbeenderen, of mijn schouderbladen. Het enige wat er zo te zien goed uitgekomen was, waren mijn spieren: die waren duidelijk te zien, sixpack inclusief.

Ik vroeg me af hoe lang het geleden was dat ik gegeten had. Uiteindelijk stopte ik met het staren naar mijn eigen spiegelbeeld en greep de kleren vast die over de stoel hingen: een jeansshortje, zwarte sneakers en een wit topje waar awesome op stond. Mijn haren zaten nog wel in een dikke knoop: ik zou op zijn minst moeten vragen voor een borstel, voor ik vertrok.

Ik had gehoopt op een hoodie, maar blijkbaar had ik geen geluk vandaag, dus besloot ik maar naar beneden te gaan, zoals de jongen me gevraagd had. Ik opende de deur en kwam in een lange gang, waar 5 deuren op uitkwamen, en een trap. Ik liep rustig naar de trap: ergens was ik duizelig.

Dat was ook de reden waarom ik de leuning stevig vastnam. Gelukkig maar, want ik viel de laatste paar treden naar beneden, in een opeense aanval van duizeligheid. Het werd zwart voor mijn ogen en ik was maar al te blij met mijn reflexen, want als ik de leuning niet extra hard vastgegrepen had, had ik nu mooi beneden gelegen.

Ik keek om me heen: waarheen nu? Links leek naar buiten te leiden. Even twijfelde ik: ik zou hem nu gewoon moeten smeren.

Het kleine beetje dankbaarheid, nieuwschierigheid, en wel ja, manieren, wonnen, en lieten me rechts draaien. Het was niet moeilijk te vinden eens ik dichter kwam: het geluid van lachende jongens leidde me de weg.

Ik opende langzaam de deur, en meteen staarden 5 paar mannelijke ogen me aan. Ik was me opeens heel erg bewust van mezelf. Ze maakten geen aanstalten om dichterbij te komen: waarschijnlijk had de jongen met de donkerbruine ogen hen verteld over mijn reactie van daarnet.

Uiteindelijk was een blonde jongen de dapperste.

'Hey.. Je zult wel honger hebben.' Ook hij hield zijn handen voor hem uit, heel voorzichtig om geen onverwachte bewegingen te maken.

'We hebben soep, heb je trek?' Mijn maag gaf het antwoord voor mij. 'Natuurlijk, stom van me. Volg mij.' zei hij. Hij hield de stoel achteruit.

'Zet je maar.' zei hij. Ik gehoorzaamde braafjes en ging aan de tafel zitten, en de blonde jongen nam een tas uit de kast. Hij deed hem goed vol en zette de tas in de microgolf.

'Dus, hoe ben je in het bos beland?' vroeg hij nieuwschierig.

'Ik heb geen idee.' loog ik. Ik wist perfect hoe ik er beland was, en ik wou er absoluut niet over praten.

'Het komt wel terug.' zei hij. Ik keek hem even met samengeknepen ogen aan, en hoopte maar dat hij zou denken dat het kwam door twijfel.

'Waar ben ik eigenlijk?'

'Milworth.' Ik vloekte onder mijn adem. Dat was nog steeds een goed uur rijden weg van Winchester. Wandelend was dat nog langer. Hoe moest ik ooit thuis raken op deze manier? Ik zal straks gewoon moeten vertrekken. Zouden ze me geld willen lenen voor de bus? Ik wist het niet zeker.

Ik schrok op uit mijn gedachten toen de microgolf zijn bekende "pling" maakte -iedere microgolf maakt dat geluid- en de jongen de tas eruit haalde. Ik sloeg mijn handen rond het warme porselein, net alsof het mijn enige reddingsboei was. Wat in zekere zin ook zo was.

Ik wist niet of ik in Winchester terug zou kunnen verdergaan zoals ik bezig was. Ze wisten dat ik daar vandaan kwam. En zouden mijn vrienden niets merken? Ik wist het niet, maar ik moest thuis raken. Hoe dan ook. Anders was dit alles ook maar voor niets geweest. Dat risico wou ik ook niet nemen.

De jongen ging bij aan de tafel zitten, al was het maar om me gezelschap te houden. Al snel voegden de andere 4 jongens zich er ook bij.

'Misschien is het maar eens tijd voor kennismakingen.' zei een derde jongen: één met zwart haar en donkergrijze ogen. 'Ik ben Tobias.'

'Jack.' zei een andere jongen.

'Alec.' zei de blonde jongen voor mijn neus.

'Elias.' zei de jongen die bij mij was geweest toen ik wakker geworden was.

'Levi.' zei de laatste jongen.

'Goed, nu weet je onze namen, wat is die van jou?' vroeg Jack nieuwsgierig. Ik begon te grijnzen. Waar ik vandaan kwam was mijn naam alleen al genoeg om mensen bang te maken.

'Ik, ik ben Alessia.. Alessia Romano.' zei ik met een klein lachje.

BrokenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu