11: let's make a run for it

66 2 0
                                    

Een week later zat ik met een klein bekertje water in mijn kamer. Daar moest ik het de hele dag mee doen. Geweldig toch? Van eten hadden ze kennelijk nog niet gehoord.

De deur ging open en ik zette me langzaam recht. Dat was de minst pijnlijke optie met een paar gebroken ribben. Het was in ieder geval minder pijnlijk dan rechtgetrokken worden en weer klappen krijgen.

Ik deed alsof ik meewerkte, dan zou de kans zich misschien sneller voordoen dat ik kon vluchten.. weeral.

'Wat verwachten jullie nu van mij?' vroeg ik. Ik zou geen antwoord krijgen, dat wist ik, maar ik wou het toch proberen. Al was het maar om te kijken dat mijn stem nog werkte.

Ik werd naar een ruimte gebracht, waar al een meisje stond. Ze was duidelijk bang, en ik zou durven wedden dat dit haar eerste keer was. Ik had bijna medelijden met haar, maar dat drukte ik snel weg. Het was zij of ik, en ik zou het niet worden.

Ik wist wat er van mij verwacht werd. De eerste keer had ik geweigerd, zij ook. Het had geresulteerd in heel veel pijn. De persoon daarna had me meteen aangevallen, maar ik zou mezelf niet zijn als ik niet teruggeslagen had.

'Sorry.' zei ik, waarna ik op het meisje afrende en in een snelle beweging haar nek brak. Het was de meest pijnloze manier, dat wist ik. En wel, ik had niet echt zin in een heel gevecht met de verwondingen die ik had door die sadisten.

De deur ging vrijwel meteen open, en weer kreeg ik boeien om om dat stukje te wandelen. Ik zuchtte. Geweldig. Konden ze me hier niet voor laten slapen en een geweer gebruiken? Ik bedoel, ze dragen er letterlijk allemaal één.

De deur werd opengedaan en ik liep in een rechte lijn naar binnen, me snel ontdoenend van de boeien.

Weer iemand die hier gestorven was. Weer een paar ouders, broers, zussen, familieleden, vrienden die de ijdele hoop koesterden dat het meisje thuis zou komen, gevonden zou worden. Ik wist dat het mijn tante niet echt had uitgemaakt als ik hier zou sterven, maar ik ging me niet laten vermoord worden.

Als ik moest sterven, deed ik het zelf, maar ik zal ze niet het plezier geven hier mijn lijk te vinden. Dat niet. Ik kon het de jongens niet aandoen. Waren ze mijn vrienden, misschien. Maar ze gaven wel om mij. Maar aan de andere kant, was het het waard om te blijven leven als ik mezelf er alleen maar mee kapot maakte?

Ik zuchtte en legde voorzichtig mijn hoofd tegen de muur. Nee, Alessia. Hoe aantrekkelijk het ook is, hoe graag je het ook wilt, je kunt geen zelfmoord plegen. Je moet volhouden. Je moet.

Enkele uren later -nu ja, ik dacht dat het uren waren, en geen dagen- ging de deur weer open. Een man kwam in het deurgat staan en wenkte mij. Ik sloot mijn ogen en kroop zo goed en slecht als mogelijk recht. De man hield zijn hand op mijn rug. Ik vond het niet leuk, maar het was beter dan geboeid zijn én een hand op mijn rug.

We liepen enkele gangen door toen het leek dat hij iets vergeten was.

'Wacht hier.' zei de man. Ik knikte en wachtte tot hij uit het zicht was, rondkijkend naar camera's. Die waren er zo te zien niet.

Was hij echt zo stom?

Ik wachtte nog iets van een 5 tellen, vooraleer ik het op het rennen zette. Bij mijn vorige poging was ik vaak verkeerd gelopen, dus nu wist ik de weg.

De zon deed pijn toen ik buiten kwam, maar ik kon niet stoppen. Dan zouden ze me terug hebben, ik hoorde het geschreeuw nu al.

Snel begon ik terug te rennen.

Een blik over mijn schouder vertelde me dat er een hele groep achter me zat. Ik vloekte onder mijn adem en rende het bos in. Want ze waren echt heel slim om hun geheime gevangenis in een bos te zetten als je iemand hebt met -overduidelijk- de nood zich vermoord te laten worden wanneer ze wegrent.. .

Ik rende zo snel ik kon en merkte dat ik wat voorsprong kreeg, waardoor ik de kans had om in een struik te springen.

De takken prikten in mijn huid en tegen mijn blauwe plekken en gebroken botten, maar ik gaf geen krimp. Ik zou bijna zeggen dat ik erger gewend was. Ze renden -tot mijn opluchting- allemaal voorbij me.

Ik bleef nog even zitten.. er was er altijd één die niet kon volgen.

En inderdaad, even later kwam er iemand hijgend langsgelopen. Ik schudde in stilte mijn hoofd en kwam enkele minuten later uit mijn struik. Dat er takjes in mijn haar zaten kon me niet echt schelen.

Weer legde ik dezelfde weg af, richting de stad als vorige keer. Ik was duizelig, en rennen kostte me immens veel moeite, maar ik wist dat ik vol moest houden. Vorige keer was ik ook ettelijke steden doorlopen voor ik ineenstuikte in het bos bij Milworth.

Ik kwam in de eerste de beste stad aan, en zocht naar een plek waar ik kon telefoneren. Dat vond ik in de vorm van een telefooncel.

Ik ademde opgelucht uit, en merkte nu pas dat ik aan het hijgen was, en dat dat immens veel pijn deed aan mijn ribben. Geweldig.

Ik was opeens heel blij dat de jongens ervoor gezorgd hadden dat ik al hun telefoonnummers uit mijn hoofd kende. Snel draaide ik dat van Elias, ongeduldig wachtend tot hij zou opnemen. Als hij al zou opnemen. Stel je voor dat hij al sliep en het niet hoorde? Ik zou gek worden als ik daar terug heen moest!

'Hallo.' klonk zijn stem. Oef. Hij lag nog niet in slaap.

'Elias.. ik ben het!'

'Alessia?' Hij leek het niet te geloven. 'God. Waar heb jij gezeten?'

'Lang verhaal kort, ik ben ontvoerd, wééral. Kan je mij komen ophalen?'

Ik hoorde een deur toeslagen.

'Waar ben je, ik kom eraan.'

BrokenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu