Hoofdstuk 6: Eva

1.6K 55 16
                                        

Eva

“Kom op, Eef. Nog even een stukje lopen, daar is het wat rustiger.” Met opnieuw de zon brandend op mijn armen en benen liep ik achter Wolfs aan. Het wat vreselijk warm en desondanks wou Wolfs bijna de hele boulevard aflopen op zoek naar het perfecte plekje, volgens hem dan.

“Hier kunnen we ook prima tussen.” Gebaarde ik naar een open ruimte tussen een groep meiden van een jaar of achttien, negentien.

“Nee, verder op is meer ruimte.” Bleef hij bij zijn plekje en ik kwam weer in beweging. Waarom was dit niet goed genoeg? Er was ruimte genoeg als je maar gewoon je eigen ruimte pakte, maar zo leek Wolfs er niet tegenaan te kijken. Nee, meneer wou gewoon zijn eigen, afgelegen plekje, verder van de mensenmassa.

“Eindelijk.” Verzuchtte ik toen Wolfs stil bleef staan en zijn spullen neerzette. Ik spreidde mijn badlaken uit over het hete zand en ging direct zitten.

“Of toch nog een eindje verderop? Daar is ook schaduw.” Met een ruk draaide ik mijn hoofd weg van de oceaan om Wolfs een dodelijke blik te sturen, maar ik keek in zijn helderblauwe pretoogjes.

“Grapje, Eef.” Grinnikte hij en spreidde zijn badlaken uit naast die van mij, waarop hij vervolgens ook plaats nam.

“Waag het eens.” Mompelde ik en pakte de fles water, die ik aan mijn lippen zette en dankbaar dronk ik van het koude vocht. In onze kamer hadden we ons al ingesmeerd, dus dat scheelde nu weer en zorgde er ook voor dat we tijdens de wandeling niet zouden verbrandden in de felle zon.

“Wat zijn we weer vrolijk vandaag zeg.” Mompelde Wolfs, maar ondanks dat hij het zo zacht zei, verstond ik het toch, wat hem dan ook een dreun op zijn bovenarm opleverde. Hij keek me even aan met een pruillipje terwijl hij over de plek op zijn arm wreef waar ik hem geraakt had, maar ging al gauw verder met het uittrekken van zijn kleren toen ik er niet op reageerde.

“Klaar voor een duik?” Vroeg hij en keek me verwachtingsvol aan. Ik moest moeite doen om mijn ogen op zijn gezicht gericht te houden en ik schudde mijn hoofd.

“Ga jij maar, ik blijf nog even zitten.” Even leek hij te twijfelen of hij zelf dan wel moest gaan, maar stond uiteindelijk op en liep half en rende half over het hete strand naar de zee, wat er voor mij wel komisch uitzag.

Zo bleef ik nog een tijdje zitten, met mijn zonnebril op mijn neus terwijl ik de mensen bekeek. Het liefst zou ik ook mijn kleding uittrekken en de zee in rennen, maar ik voelde me er niet prettig bij. Door wat er vroeger met me gebeurd was, was ik erg onzeker over mijn lichaam en juist op zo’n plek als dit, een warm eiland waar je wel in weinig kleding of zelfs bijna helemaal niks rond liep, was het weer een gevecht met mezelf dat ik aanging. Zal ik ook de zee in gaan of niet? Hier op mijn badlaken in kleding blijven zitten, of in mijn bikini gaan zonnen? Wat moest ik doen? Ik was zo verzonken in gedachten dat ik niet doorhad dat Wolfs alweer het strand op kwam gelopen.

“Eef. Waarom ga je niet mee het water in?” Stelde hij voor, het water druipend op het hete zand. Wat moest ik nu doen?

“Ik kom zo wel.” Bleef mijn antwoord nog steeds hetzelfde. Ik hield mijn hand omhoog tegen de felle zon, die vlak naast Wolfs’ hoofd stond. Lachend stapte hij voor de zon en ik liet dankbaar mijn hand vallen.

“Zeker weten? In het water is het veel beter te doen dan hier.” Ondertussen was hij gauw op zijn handdoek gaan staan, waarschijnlijk begon het zand aan zijn voeten te branden.

VakantieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu