Hoofdstuk 3: Wolfs

1.5K 52 8
                                    

Wolfs

Bijna konden we nu landen, maar Eva was nog steeds niet wakker. Als ik haar gordel nou om zou doen, dan zou ze wel wakker worden als we geland waren. Ik nam voor haar plaats en pakte de gordel aan weerskanten van haar heupen vast. Fijn, zat het ook nog in de knoop. Voorzichtig probeerde ik de gordel los te maken, hij zat helemaal verdraaid. Hoe ze het voor elkaar had gekregen wist ik niet, maar hij moest nu wel echt vast. Toen ik de gordel iets aantrok, schrok Eva wakker en kreeg ik een knie tegen mijn hoofd aan.

“Auw! Verdomme, Eef!” Vloekte ik en greep naar mijn voorhoofd, waar Eva’s knie pijnlijk contact had gezocht.

“Verdomme, Wolfs! Wat was je dan ook aan het doen!” De mensen on ons heen keken ons raar aan en een moeder zond ons een boze blik door al ons gevloek, maar we negeerden haar.

“Je gordel vast doen, we kunnen zo landen. Verdomme…” Zei ik chagrijnig, nog steeds met mijn hand tegen mijn voorhoofd gedrukt. Eva viel stil en keek naar haar schoot, waar ze zag de gordel inderdaad verdraaid en klem zat. Langzaam leek het bij haar te dagen waar ik mee bezig was en keek ze me beschaamd aan.

“Sorry.”

“Het was een reflex.” Knikte ik begrijpend en liet mijn hand zakken.

“Dat snap ik toch, ik had het allen niet verwacht. Ik wou je niet wakker maken, maar je riem zat meer in de knoop dan ik dacht…” Ging ik verder en Eva knikte. Ik begreep gelukkig waar Eva bang voor was geweest; in die kelder waren we een paar keer wakker geworden van een geweer tegen je slaap of een stomp in je maag. 

“Gek.” Zei ze zachtjes, waardoor ik moest grinniken. Ik kwam weer overeind en ging zitten in mijn eigen stoel, waarna ik mijn eigen riem ook vast maakte. Eva haalde snel haar riem uit de knoop en keek daarna uit het raampje.

“Hoe laat is het?” Ik wreef nog even over mijn voorhoofd en keek vervolgens op de tijd die het televisieschermpje aangaf.

“Negen minuten over vijf.” Eva knikte en bleef uit het raam kijken, waar een land in de zee van blauw te zien was en steeds dichterbij kwam.

“Ik ben benieuwd hoe het er uit ziet.” Zei Eva terwijl ik over haar heen leunde om ook uit het raampje te kunnen kijken.

“Ik zie al een stukje land. Het is vast prachtig.” Zei ik, niet bewust dat ik zo dichtbij zat. Ook merkte ik niet dat Eva een beetje dichterbij leunde en mijn geur voorzichtig op snoof, waardoor haar hartslag weer langzaam terug naar het normale ritme ging. Ik ging weer rechtop in mijn stoel zitten en keek Eva glimlachend aan, het bonkende gevoel in mijn hoofd negerend. Net toen ik nog iets wou zeggen, werd er omgeroepen dat we bijna gingen landen.

“We zijn er bijna, Eef.” Zei ik en Eva knikte, om vervolgens weer uit het raampje te kijken. Het stuk land werd steeds groter en kwam dichterbij, iets wat mij ook wel ontspande. Dit betekende dat het echt over was, eindelijk.

Twee uur later hadden we eindelijk de koffers en stonden we buiten in de hitte, op zoek naar de bus die ons naar onze verblijfplaats moest brengen. Het was donker buiten en we waren al een aantal bussen gepasseerd toen Eva voor de zoveelste keer op het papiertje dat Marion aan ons gegeven had keek. Voor de derde keer vandaag las ze de naam van de bus die we moesten hebben, samen met het nummer.

“Die daar?” Wees ik naar een van de laatste bussen, ik had het nu helemaal gehad en wou naar onze plek, zodat ik eindelijk even kon bekijken waar we precies waren.

“Volgens mij wel ja.” Knikte Eva en las het papiertje nog een keer voor bevestiging, beiden hadden we geen zin om in een verkeerde bus te stappen.

VakantieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu