Hoofdstuk 2: Eva

1.5K 51 4
                                    

Eva

“Het is tijd.” Zei een van de Rotterdamse collega's. Ik opende mijn ogen weer en stond op, eindelijk. Hij keek nieuwsgierig van Wolfs naar mij en weer terug. Alles wat gebeurd was, was strikt geheim gehouden en dus wisten de Rotterdamse collega's ook niet waarom ze waren opgedragen om bij ons te blijven wachten totdat we zeker weten op het vliegtuig waren ingestapt en weggevlogen waren, maar ze snapten natuurlijk ook niet waarom we niet weg wouden. Verplicht op vakantie en je werk betaald alles? De meeste mensen zouden het geweldig vinden, maar onder deze omstandigheden vonden wij het niet zo geweldig. We hadden allebei niks gezegd of verteld aan onze Rotterdamse collega's en de collega’s hadden op hun beurt ons niks gevraagd.

Ondertussen was Wolfs ook opgestaan en rekte zich uit voordat hij zijn tas oppakte. In greep het hengsel van mijn tas weer vast en gooide het over mijn schouder met een diepe zucht. Ik kreeg een korte, afkeurende blik van Wolfs, maar toen ik hem boos aan keek zuchtte hij ook en schudde zijn hoofd. Zelfs zonder woorden begrepen we elkaar.

“Kom op, Eef. We kunnen toch niet meer terug, laten we er maar het beste van maken.” Ik knikte, misschien had hij dan ook wel gelijk. Terug konden we toch al niet meer. Gelukkig had ik een handtas gekozen die ik nog bij me mocht houden in het vliegtuig, dus had ik nog een paar dingen in mijn tas zitten. Nou ja, Marion had me deze tas toe gegooid. Wolfs had een kleine sporttas meegenomen naast zijn koffer, ik had geen idee dat hij een sporttas bezat.

“Riemen vast!” Werd er omgeroepen door het vliegtuig toen we plaats hadden genomen op rij 34, stoel 1 en 2. Beiden volgden we de instructies op en keek ik nog even uit het raampje naar buiten, maar natuurlijk stond er niemand die wij kenden. Dit was voor mij de eerste keer dat ik met het vliegtuig op vakantie ging en ik had mijn armleuning dan ook helemaal vastgeklemd. Wolfs daarin tegen was al vaker weg geweest met het vliegtuig en zat rustig een krant te lezen naast me.

“Nog iets bijzonders?” Vroeg ik toen hij de krant dichtsloeg en wegstopte in het zakje dat op de achterkant van de stoel voor ons zat.

“Niet echt.” Voordat hij nog iets anders kon zeggen begon de motor van het vliegtuig geluid te maken en greep ik de leuning harder vast. Elk moment konden we nu opstijgen. Ik voelde Wolfs warme hand op de mijne en ik draaide mijn hoofd om hem aan te kijken.

“Gaat het?” Gaf hij antwoord op mijn stille vraag. Ik knikte als antwoord en glimlachte kort voordat ik mijn blik weer afwendde, ik had hem nooit verteld dat ik nog nooit had gevlogen, of ooit op een echte vakantie was geweest. Waarom zou ik ook? Wat maakte het uit? Het was nooit nodig geweest om te vertellen. Zachtjes kneep Wolfs nog in mijn hand als geruststelling en toen we opstegen en ik slikte hard. Vliegen was niks voor mij, besloot ik. Toen we eenmaal rustig vlogen en uit de turbulentie waren, had ik vol bewondering uit het raampje lopen kijken, bewust van Wolfs zijn ogen die hij op me gericht hield, maar ik bleef hem stug negeren. Na een tijdje waren de vormen van wolken saai geworden en had ik me omgedraaid, naar Wolfs toe.

“Eerste keer vliegen?” Vroeg hij nieuwsgierig en ik knikte.

“Je gordel mag los hoor.” Zei hij zachtjes en ik keek omlaag, om vervolgens mijn gordel onhandig los te maken. Het liefst had ik hem vast gehouden, gewoon voor het gevoel van veiligheid, maar ik wou geen mietje lijken – en al helemaal niet tegenover Wolfs. Voor een tijdje bleef het stil en dacht ik na over de afgelopen paar week.

“Wolfs, het spijt me echt.” Begon ik voor de zoveelste keer.

“Eva. Niet doen.” Onderbrak hij me meteen, heel goed wetend wat ik allemaal wou gaan zeggen, maar ik liet me voor een keert niet afschepen.

“Nee, Wolfs. Het spijt me echt. Ik had je niet mee moeten nemen. Verdomme, ik had zelf niet eens moeten gaan!”

“Eva, het is geweest, klaar, over.” Keek Wolfs me streng aan en ging met zijn duim voorzichtig over de rug van mijn hand.

“Ik had gewoon mijn klep moeten houden.” Keek ik kwaad naar de stoel voor me, alsof die alles veroorzaakt was, maar helaas was het niet zo.

Zo koppig als ik was had ik me omgekleed in de Ponti nadat we een discussie hadden gehad met Mechels. Ze wou niet dat iemand undercover ging in de zaak waar we mee bezig waren, een tweede Neo-Nazi zaak. Wolfs en ik waren een groep op het spoor – voornamelijk mannen – wie het waren wisten we,  alleen konden we niks bewijzen. Waarschijnlijk hadden deze mannen connecties met de groep mannen en vrouwen van de zaak die we jaren geleden hadden afgerond en daar het voorbeeld van hebben genomen. Wie de leider van deze groep was wisten we nog niet, maar ik had besloten nog een poging te doen om dat uit te vinden. Wolfs had me thuis aangetroffen terwijl ik mijn tas pakte en we hadden een grote ruzie gehad. Toen hij er achter was gekomen dat ik niet van gedachten zou veranderen, had hij zijn tas ook gepakt. Ik was kwaad geworden op hem, had hem uitgescholden en geslagen, maar het had hem niks uitgemaakt.

“Godverdomme Eef! Ik ga mee of jij gaat niet! Kies maar!” Had hij uitgeroepen. Niet gaan was geen optie voor mij geweest. We waren er eerder die dag achter gekomen dat de bende een pas getrouwd koppel had vermoord, waarom wisten we nog niet. Het had alle emoties van mijn eigen trouwerij met Frank weer opgehaald en ik moest en zou undercover gaan, ik moest voorkomen dat ze meer mensen zouden vermoorden. Mechels had me naar huis gestuurd en me gewaarschuwd, waar ik me niks van aan had getrokken. Een paar uur later hadden we in het clubhuis gestaan, instructies opgevolgd en waren een paar mensen gevolgd, maar daar stonden we. Voor een paar dagen ging het goed, totdat we mensen neer moesten schieten als teken van loyaliteit. Ik was als eerste van ons beiden en stond met een pistool gericht op een man die iets ouder was als Wolfs, maar kon het niet. Ik wist dat ik het moest doen om me te bewijzen tegenover de groep, die nog een tikkeltje heftiger waren dan jaren geleden, maar ik weigerde. Ik zou nooit van mijn leven een onschuldig man vermoorden. Ze hadden een pistool op mijn hoofd gericht en me gedwongen, maar ik had niet toegegeven. In paniek had Wolfs zijn pistool getrokken en stonden we in een cirkel terwijl hij riep dat we van de politie waren. Met een trap in zijn kruis was hij tegen de grond gewerkt en ik had een harde klap van het pistool op mijn hoofd gekregen. Toen ik later weer bij kwam, wat ik toch een wonder vond omdat ik had gedacht dat we daar zouden sterven, hadden Wolfs en ik vast gezeten voor weken in een kleine ruimte. We kregen het minimum brood en een glas water ieder per dagdeel. Ze wouden ons voor informatie, had Wolfs ze horen zeggen toen ik bewusteloos was. Dat was ons geluk geweest. In die krappe kelder hadden Wolfs en ik het meer dan ooit met elkaar te doen gehad en hadden we meerdere ruzies gehad, wat vaak tot gelach van de bende leidde. Na twee dagen hadden we nog steeds geen manier er uit gevonden en begon de hoop ooit nog vrij te komen te dalen. Niemand wist dat we hier waren. Langzaam aan waren we dichter maar elkaar toe gedreven en hadden we steeds vaker elkaars handen vast of lag ik tegen zijn borst aan. Het gaf ons allebei een gevoel van veiligheid, voor mij wel in ieder geval. Na bijna een week was de bende klaar met ons en hadden we naast elkaar op onze knieën gezeten, een pistool tegen onze achterhoofden gedrukt. Doodsbang hadden we elkaar aangekeken. Handen hielden we vast terwijl er een traan over mijn wangen rolde.

“Sorry.” Had ik nog gefluisterd. Hij had zijn hoofd voorzichtig geschud. Op dat moment waren er veel dingen te gelijk gebeurd. De Belgische collega's deden een inval en hadden de schutters die ons onder schot hielden neergeschoten. Andere bendeleden schoten terug naar de Belgische collega's en een ander bendelid had zich op ons gericht. Hij schoot twee keer voordat hij zelf werd neergeschoten. Ik kreeg de kogel in mijn schouder en Wolfs in zijn arm, waarmee hij de kogel die op mijn hoofd gericht was tegenhield. De klap die we kregen toen we op een metalen paal vielen, omdat we probeerden weg te duiken, had ons beide bewusteloos gemaakt, had ik later gelezen in het rapport. Zelf kon ik me het niet meer herinneren. Een klap en daarna duisternis. Anderhalve week later was ik wakker geworden in het ziekenhuis. Wolfs was later die dag wakker geworden. Ze hadden ons in coma gebracht om ons rustig te laten herstellen. De weken er na waren vreselijk geweest op het bureau.

VakantieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu