Hoofdstuk 19

169 18 4
                                    

Even liet ik het mezelf toe om de bizarre situatie in mij op te nemen. Prins Aaron Belmont zat in een fauteuil bij de smeulende haard. Hij keek me aan terwijl hij met een fles in zijn handen draaide. Bij zijn bed brandde een lamp en ondanks het late tijdstip, zag zijn bed er nog onaangeroerd uit. 

'Nee, verre van,' antwoordde ik, mezelf ervan verzekerend dat ik mijn wat diepere stem gebruikte. De prins had gesproken met Livia. Hij mocht de onschuldige, aangeschoten danseres niet linken met de iets minder onschuldige, maar eveneens iets aangeschoten sluipmoordenaar. 

'Hm,' antwoordde hij, waarna hij zijn fles aan zijn lippen zette. 'Spijtig.' 

Zijn nonchalance bracht me van mijn stuk. Als ik zou willen zou ik mijn mes nu door zijn hart kunnen boren. Ik zou onze opdracht alleen kunnen uitvoeren en het zou me geen moeite kosten. Hij was hier. Kwetsbaar. Onbeschermd. De wachters die buiten zijn deur hoorden te staan waren misschien wel geëxcuseerd, zoals Nascha had beweerd. En als ze er wel waren, waren ze te ver onze stemmen te horen. 

Schijnbaar vond de prins het niet nodig om zijn wachters op te roepen. 

'Kan ik je alsnog verleiden om met mij het bed te delen?' opperde hij.

Ik kon mijn verbazing niet verhullen. 'Wordt je vaste afspraakje dan niet ontzettend jaloers?' 

Aaron begon zachtjes te lachen. 'Het is niet alsof zij alleen met mij het bed in duikt.' Pas toen keek hij echt naar mij op. 'Dus kom je hier om mij te vermoorden?' 

Mijn hand gleed naar mijn mes en ik wist dat het ontzettend veel voldoening zou geven als ik dat zou doen. Het was de perfecte moord: diep in de nacht en geen getuigen. Alsof het te mooi was om waar te zijn. 

'Nee,' zei ik toen naar waarheid. 'Ik kom voor antwoorden.'

De prins floot zachtjes. 'Een huurmoordenaar die in het midden van de nacht gewapend mijn kamer binnen komt walsen, maar die geen einde wil maken aan mijn leven? Ik zou bijna mijn wachters roepen om hen deze onwaarschijnlijke situatie voor te leggen.'

Mijn blik schoot naar de dichte slaapkamerdeur. Daarachter lag de gang waar ik enkele dagen geleden nog doorheen was gelopen met Elias. Zelfs het denken aan zijn naam zorgde nu voor een warm gevoel in mijn lichaam. En dat was geen gevoel van liefkozing. 

'Waarom roep je ze dan niet?' 

Aaron haalde zijn schouders op en haalde een hand door zijn haren. Aan de warrigheid ervan te zien, had hij dat waarschijnlijk al vaker gedaan vanavond. Hij was niet zo alert als dat ik verwacht had. Alsof het hem niets kon schelen dat er een sluipmoordenaar in zijn slaapkamer stond. En aan de fles in zijn handen te zien, kon ik voorzichtig afleiden dat hij misschien niet zo gelukkig was met de stand van zaken in zijn leven.

Voordat hij mijn vorige vraag kon beantwoorden, vroeg ik: 'Is de gelukkige verloofde toch niet zo gelukkig?'

Hij begon nu weer te lachen. Een zachte, diepe lach. Het was geen oprechte lach. Hij was eerder spottend. 

'Ik kan me niets beters voorstellen dan familie hebben die informatie voor je achterhoudt, en je pas inlicht wanneer hen dat uitkomt,' zei hij bitter.

Dat waren woorden die doel troffen. Ik knipperde een paar keer, alsof dat het makkelijker maakte om zijn woorden goed op te slaan. Het was bizar om die woorden uit zijn mond te horen. Even vroeg ik mij af of hij mijn gedachten had gelezen, of dat ik die boodschap zo duidelijk uitstraalde dat hij het opgepakt had. 

De prins verduidelijkte zichzelf toen hij, nog altijd niet geamuseerd, verder ging. 'De prinses is een leuke meid hoor, daar niet van. Maar misschien had ik verwacht dat ik als kroonprins toch nog enigszins zeggenschap zou hebben over mijn toekomstige koningin.' Hij nam opnieuw een flinke slok uit zijn fles. 'Aan de andere kant maakt mijn vader mijn leven al zuur vanaf het moment dat hij Arabella vermoorde.'

Zwaard van de dageraad [Wattys2021 Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu