Hoofdstuk 28 - Paarden

170 13 2
                                    

‘Jongens, we gaan bijna aanleggen. Maddie, Jager Jasper en ik, Will, gaan zo op onderzoek uit. Wij gaan proberen om de legerleiders van Araluen te vinden. Als we die eenmaal gevonden hebben sturen we een paar boodschappers terug met informatie.’

Als eerst gaan de paarden van de boot af, want die zijn altijd blij als ze weer vaste grond onder hun hoeven hebben. Trek rukt de hele tijd aan zijn halster, want hij wil snel weer rond kunnen rennen.

‘Rustig, maar Trek je moet even opletten want je moet nu niet af de loopplank vallen.’

‘Alsof ik dat ooit zou doen. Ik kan prima lopen,’ zegt Trek gekwetst.

‘Je weet het maar nooit met jou.’

‘Waarom moet ik nu weer naar beneden geleid worden? Jij bent degene die bijna van de plank afvalt.’

‘Omdat jij mij duwt.’

‘Smoesjes.’

‘Ziezo we zijn weer aan land. Nu mag je weer rond rennen.’ Will liet het halster van Trek los.

Nog geen seconde nadat Will dit gezegd had rende Trek weg richting het gras. Meteen renden Bumper en Hopper achter Trek aan. Met hun oren gespitst renden ze door het gras en begonnen harder te rennen, te steigeren, springen en elkaar uit te dagen. Eindelijk konden ze weer van hun vrijheid genieten.

Maddie, Will en Jasper kijken vol genoegen hoe de paarden weer van hun vrijheid genieten.

Even later staan Will, Jasper en Maddie bij de paarden. De paarden zijn volgeladen met spullen.

‘Maddie, Jasper zijn jullie klaar en hebben jullie alles?’

‘Jaha.’

‘Al je wapens, je mantel, eten en een tent?’

‘Ja.’

‘Ook kookspullen?’

‘Nee, want die zou jij toch meenemen.’

‘Oké, dan kunnen we gaan.’

Will stapt op Trek en de anderen volgen zijn voorbeeld door op hen paarden te gaan zitten. Rustig draven ze door het bos richting het leger van Araluen.

‘Will, kijk daar zie ik in de verte mensen en tenten! Het lijkt wel op een soort legerkamp.’

‘Goed dat je dat ziet, Maddie. We gaan nog even door op onze paarden, maar over een paar honderd meter stappen we af. We weten natuurlijk niet van wie dit kamp is, want we kunnen het ons niet veroorloven om galopperend een kamp van de vijand binnen te komen.’

‘Will, mij lijkt het een goed idee als we hier de paarden achterlaten en te voet verder gaan. Het is even verderop iets minder beschut, waardoor we te veel opvallen.'

‘Goed, plan Jasper.’

Will stapt af Trek. ‘Kom maar jongen hier rustig blijven staan en let een beetje op deze jongere paardjes. Als ik twee keer op mijn vingers fluit kom je naar mij toe, begrepen.’

‘Ja, want denk jij wel niet dat ik niet weet hoe dit werkt.’

‘Ik zei het gewoon voor de zekerheid.’

‘Omdat je het zelf bang bent dat je het vergeet.’

‘Jasper ga jij alvast vooruit. Dan gaat Maddie en ik ga als laatste.’ Nog voordat Will uitgesproken was Jasper al vertrokken.

Nadat Jasper ongeveer een paar honderd meter weg was ging Maddie en een paar minuten later ging Will ook weg. Die paar honderd meter hielden ze de hele tijd aan, zo vielen ze niet te veel op. Zo slopen ze langzaam, van boom tot boom, naar het kamp.

‘Maddie valt je wat op in het kamp. Jasper wil je even geen antwoord geven, ik wil dat Maddie hier wat van gaat leren.’

‘Ze zijn met zijn allen aan het eten.’

‘Maar wat is voor ons nu van belang.’

‘O, de meeste hebben allemaal het zelfde witte schild.’

‘Dus???’

‘Ze komen uit hetzelfde leen.’

‘Klopt, weet je ook waarvandaan?’

‘Ze komen uit Redmont. Dat is ook toevallig, toch?’

‘Inderdaad.’ Will floot twee keer op zijn vingers en meteen kwamen de Jagerspaarden aan gerend. Trek voorop die op de voet werd gevolgd door Bumper en Hopper.

Ik ga de hoofdstukken titels geven. Ik denk dat dat toch mooier staat en het is ook voor mijzelf handiger! 

De grijze jager  - blauw bloedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu