20.

201 6 0
                                    

Ze ging op bed liggen en de tranen stroomde over haar wangen. "Marouan, waar ben je, kom alsjeblieft terug" zei ze huilend.

Ze stond op en kleedde zich aan. Op de grond lag zijn tas. In de tas zat nog een klein cadootje verpakt met "Hayat" op de voorkant geschreven.

En ook een roosje. Hayat haalde diep adem. "Marouan, je houd nog steeds van me schatje, ik wacht op je" zei ze zachtjes in zichzelf en ging weer op bed liggen.

Hij zou zo wel komen. Ze viel in slaap.

Rond twaalf uur werd ze weer wakker. Nog steeds geen Marouan. Wat is er toch aan de hand?

Hayat raakte nu echt in paniek. Huilend begon ze te schreeuwen. Waar was de enige persoon op deze hele teringwereld die om me gaf?

De enige die me respecteerde en accepteerde hoe ik was ging het door haar heen. Ze wilde naar buiten, om hem te zoeken, maar stel je voor dat hij dan naar de hotelkamer terug zou keren? Dan zou hij haar niet vinden.

Dus bleef ze de dag binnen.

De zoektocht zou al snel eindigen. Ze zou haar Marouan snel vinden.

Met dikke rode ogen liep Hayat langs de straten. Ze wist niet hoe ze moest lopen.

Maar het maakte haar niet uit. Zolang ze Marouan maar zou vinden. Maar hoe?

Ze kon hier verder niemand, hoe zou ze hem kunnen vinden. Ze liep en liep en liep. Langs alle pleinen, grachten, straatjes die er ze maar kon vinden.

Net zolang totdat haar voeten haar haast niet meer konden dragen. Huilend en teleurgesteld ging ze op een muurtje zitten.

Hoe zou ze hem moeten vinden? Het begon al te schemeren. Ze had nog niets gegeten.

Niets kon haar maag nu vullen. Hij was al gevuld, maar dan met angst. Angst die ze nog nooit gevoeld had. Ze besloot weer terug naar het hotel te gaan.

Het idee dat hij daar misschien nu zou zijn, motiveerde haar om te rennen. En dat deed ze. Ook al wist ze niet waar ze zijn moest.

Na ongeveer anderhalf uur, en veel vragen aan mensen had ze het gevonden.

Ze liep direct naar de receptie om de sleutel te halen die ze daar achter gelaten had. "Jongedame, er is een meneer voor jou geweest, hij beloofde dat hij om halfelf terug zou komen, dat is dus nu over een klein half uur."

Hayat's hart klopte eindelijk weer normaal. Dat moest Marouan zijn geweest.

Oeeeeee als ze hem te pakken zou krijgen, ze zou echt boos op hem worden.

Wie denkt hij dat hij is dat hij mij zo behandelen kan! dacht Hayat boos. Ze liep naar haar kamer.

Eigenlijk was ze niet boos, ze was heel opgelucht. Zo opgelucht dat ze van blijdschap de kamer snel ging opruimen.

Het was halfelf. Nog geen Marouan. Om kwart voor elf ging de hoteltelefoon.

Hayat nam een beetje onzeker op. "Eh hallo?" zei ze. "Er is een jongeman voor je, kom je even naar beneden? Of kan hij naar de kamer komen?" vroeg de receptionist. "Laat hem maar naar boven komen hoor." zei Hayat.

Eindelijk kon ze Marouan in haar armen houden.

Na een paar minuten hoorde ze geklop op de deur. Het was vreemd dat Marouan niet gelijk naar boven kwam.

Hayat haastte zich naar de deur. Ze opende hem.

Het was Marouan niet. Ze kon deze jongen niet. De jongen was bleek, lijkbleek, en huilde. "Jij bent Hayat?" vroeg de jongen zacht. "Ja" zei ze bang.

Haar ogen werden vochtig. Hayat werd bang, wat was er aan de hand? "Ik ben de broer van Marouan.

Ik kom net van het ziekenhuis. Marouan is overleden."

Stemmen zou fijn zijn🤍.

𝐍𝐢𝐞𝐭 𝐌𝐞𝐞𝐫 𝐌𝐢𝐣𝐧 𝐋𝐞𝐯𝐞𝐧..Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu