5

521 16 1
                                    

Zara

Matthy: Hey, ik ben Matthy, van gisteren. Ik wou even weten of het goed met je gaat, met je voet.

Het is een dag later, maar het voelde oprecht alsof mijn voet al een eeuw in het gips zit. Zoveel pijn doet het. Aangezien ik niet echt kan lopen is er maar een vriend langsgekomen om me te vergezellen. Ik verveel me ook dood, nu ik niet kan sporten. Dit hele gedoe word waarschijnlijk ook mijn dood, ik kan geen eens eten. Het is best lief van Matthy, dat hij nog even appt. Ik had het eerlijk gezegd niet aan zien komen.

Zara: Ja, gaat best prima. Met jou?

Hij reageert direct.

Matthy: Mooi, ik kom er net achter dat je jas nog in mijn auto ligt. Moet ik die langskomen brengen?

Dat is waar ook. Ik ben zonder jas thuisgekomen. Ach ja, voor nu heb ik er nog niet heel veel last van. Ik kan toch niet lopen.

Zara: Ja, dat zou wel handig zijn ja. Ik kan toch niet lopen.

Wat zou Matthy wel niet denken? Dat ik zo dom ben om mijn jas te vergeten. Ik was gisteren ook gewoon super moe. Ik kon vannacht ook niet slapen, ik kon alleen maar denken aan de verdriet in Matthy's ogen. Terwijl ik me had voorgenomen dat het me niet uitmaakte, zit het me toch dwars. Het voelde zo raar, zo kansloos. Hij was zò kwetsbaar dat ik me zelfs kwetsbaar begon te voelen.

Matthy: Ik kom hem zo wel even langsbrengen.

'Ik was mijn jas vergeten.' Zeg ik terwijl ik een slok water neem. Mijn beste vriend kijkt me verward aan. 'Je jas vergeten? Bij die gozer in zijn auto?' Ik knik lachend. 'Ik weet het.' Hij lacht ook. 'Lekker slim Zara.' Ik haal mijn schouders op. 'Hij komt het zo langsbrengen.' De jongen naast me grijnst. 'Aha, is er niet wat meer gebeurd tussen jullie op de spoedeisende hulp?' Ik heb hem niet verteld over Matthy's verdriet. Ik heb überhaupt niet echt veel verteld. Gewoon omdat ik zelf ook niet precies weet wat het nou precies is. Voor ik het weet gaat de bel alweer. Ik sta op en pak mijn krukken op. 'Moet ik het niet aannemen?' Zegt hij. Ik schud mijn hoofd. 'Ik haal het wel.' Ik hinkel naar de gang. 'Er is echt iets gebeurd tussen jullie of niet haha.' Hoor ik nog voordat ik de deur van de gang dicht doe. Ik doe de voordeur moeizaam open. 'Hey.' Ik kijk naar de jongen tegenover me, hetzelfde verdriet,
Dezelfde kwetsbaarheid,
in Matthy's ogen.
Zijn blauwe ogen.
Matthy glimlacht kort, weer zo twijfelachtig als gisteren. 'Hey. Ik uh, heb je jas.' Ik kijk naar hem. Naar zijn ogen.
Matthy kijkt ook weer naar die van mij.
Precies zoals gisteren.
Matthy wil weer iets zeggen.
Hij bedenkt zich.
Precies zoals gisteren.
We blijven een paar seconden zo staan, maar ik krijg het koud. Ik stap uit de deuropening. 'Kom je binnen?' Ik ben nooit zo open naar onbekende mensen, maar Matthy is anders. Ook al ken ik hem niet eens. Matthy blijft een paar seconden twijfelend stil staan. 'Uuh ja is goed.' Ik hinkel verder naar binnen en Matthy doet de voordeur dicht. Ik loop de woonkamer in en Matthy volgt me. Plotseling blijft hij stokstijf stil staan. 'Robbie?'
'Matthy?'
Ik kijk naar de bank en dan weer naar Matthy.
Kennen Robbie en Matthy elkaar?
Robbie glimlacht. 'Die zag ik niet aankomen, hoe gaat het?'
Matthy reageert niet.
Zijn ogen vullen zich met tranen.
Robbie ziet het niet.
Ik zie het.
Hebben de twee ruzie ofzo?
Matthy overhandigd me mijn jas. 'Ik ga naar huis.' Ik draai me naar hem. 'Wil je niet wat te drinken?' Matthy schud zijn hoofd. 'Nee, ik ben binnen 2 minuten weer thuis.' Hij loopt naar de gang. Ik ga achter hem aan en sluit de deur van de gang snel zodat Robbie ons niet kan horen. 'Ben je okè? Sorry ik wist echt niet dat jullie elkaar kenden.' Matthy draait zich om naar mij. 'Nee het is oké.' Hij blijft weer staan, alsof hij iets ongelofelijks ziet. Zijn pupillen vergroten zelfs een beetje. Hij kijkt naar mij. Het maakt me ongemakkelijk, wat is er aan de hand? Hij legt zijn rechterhand opeens op mijn linkerkaak. Ik kijk hem verward aan, ik weet al precies waar dit naartoe gaat, maar voor ik mezelf kan herpakken, kijk ik naar zijn ogen.
Diezelfde ogen, alweer.
Ze stralen een ongekende rust uit.
De uitstraling die ik nog niet ken.
Op een of andere manier heb ik het gevoel dat ik begin te drijven. Ik weet niet precies waarin, ik ben ook maar een hoopje puin. Matthy's gezicht komt dichterbij. Zijn lippen raken mijne, bijna. Zijn ogen dwalen van mijn ogen naar mijn lippen, heen en weer. Ik verlies het helemaal, het lijkt net of ik alles om me heen ben vergeten. Ik let op zijn adem, het briesje dat elke 10 seconden in mijn gezicht geblazen word. We ademen dezelfde lucht, letterlijk. Ik adem de lucht die hij uitademt, en hij ademt de lucht die ik uitadem. Hij streelt met zijn duim over mijn wang, en met zijn vingertoppen door mijn haar. Ik leg mijn hand in zijn nek, hij krijgt kippenvel. Opeens heb ik het gevoel dat hij het zelf ook verliest, de manier hoe hij net nog compleet gefocust was op mij, heeft hij nu verloren en zijn gedachtes dwalen weer af. Het verdriet is weer terug.
En zo zijn de tranen.
Matthy laat me los, en ik hem. 'Sorry.' Hij haalt zijn neus op. 'Sorry, ik moet echt gaan.' Hij slaat de deur achter zich dicht en laat mij achter, het hoopje puin.

Flashbacks. Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu