Eindelijk vrij - wat nu?

25 1 0
                                    

Het was stikke donker. De kinderboerderij lag aan de rand van de stad, er waren kronkelende paadjes, tussen de weilanden en de slootjes. Laantjes met hoge bomen en veel struikgewas en bomen. In de verte kon ze de lichten van de stad zien en het geluid horen van auto's op een snelweg. Nu was ze eindelijk vrij, maar.... waar ging ze nu naar toe?

Het was het beste als ze in het bos een geschikte plek zou gaan zoeken om te slapen. Het bos was 10 minuten lopen vanaf de kinderboerderij. Dan zou ze bij het krieken van de dag, nog voor de boer zou opmerken dat ze weg was, er vandoor gaan.

Ze begon rustig naar het bos te lopen. Het smalle paadje was hier en daar verlicht door een lantaarnpaal. Het was hier zooo rustig. Ze liep tussen de bomen door, de bladeren knisperden onder haar pootjes. "Wat is het hier donker," zei Vera bij zichzelf. Onder een grote dikke eik hield ze halt. "Dit lijkt me wel geschikt."

Ze schraapte met haar poot wat bladeren bij elkaar en ging er in liggen. Het lag wel wat ongemakkelijk, al die bladeren kriebelden en prikten in haar buik. "Zo moet het maar. Morgen trek ik de wijde wereld in!"

Vera kon de slaap niet vatten, maar tegen een uur of 3 viel ze dan toch in slaap.

"Tsjip! Tsjip!"
"Tsjip! Tsjip-tsjiep-tsjiep-piep-piep-pieeeeeeeeep!"

Vera deed haar ogen open. "Welke vogel zit er nou op dit vroege uur zo keihard in mijn oren te tsjippen?"
Vera keek rond. Op een boomstronk, een paar meter voor haar, zat een mus zijn longen uit zijn keel te tsjippen.

"Kan het alsjeblieft een beetje zachter? Ik probeer hier te slapen." zei Vera lichtelijk geirriteerd.

"Tsjip-tsjip, wel heb ik ooit. Kijk nou dan toch. Dat is toch niet normaal. Wat doet die nou hier? Ik heb nog nooit een varken hier in het bos gezien. Tsjip-tsjip" kwetterde de mus.

"Je gaat niet stil zijn hè?"

De mus vloog was dichterbij en ging voor Vera's neus op de grond zitten.
"Vlieg op mus, ik wil slapen!"

"Tsjip-tsjip. Nou nou. Niet zo mopperen. Ik doe niks. Jij bent hier in mijn bos hoor. Hoe kom jij hier terecht?" vroeg de mus.

'Wat een druktemaker,' dacht Vera bij zichzelf.
"Eh nou, als je het dan zo persee wilt weten. Ik ben Vera het Nobele Varken. En ik kom de wereld laten zien, wat voor Klasse Varken ik ben. Vandaag ga ik de Wijde Wereld in."

"Aha," kwetterde de mus, "nobel varken, wijde wereld, ben je..... eh van Adel?"

"Nou, als je het zo wilt noemen. Mijn vader was Sir Hendick de Beer en mijn moeder Madame Antoinette. Wij hebben altijd in de tuin achter het landhuis van de oude Dame gewoond."

"Het landhuis zeg je. Is dat soms het landhuis met het strooien dak en de groene luiken? Kom je daar vandaan? Heb je daar gewoond?"

"Ja! Precies! Dat is het landhuis waar ik vandaan kom."

"Bij eh... Willem de Geit?" vroeg de mus door.
Nu was Vera echt verbaasd. Kende die gekke mus Willem de Geit? Misschien wist hij wel waar ze Willem kon vinden. Het zou geweldig zijn om hem weer eens te zien.

"En Frits de Ezel?" ging de mus door, "en Geertje de gans?"

Het was verbazingwekkend. Hij kende ze allemaal.
"Hoe, hoe ken je hun allemaal? Dat zijn inderdaad mijn vrienden van het landhuis. Ik heb ze erg gemist. Ik zou ze graag weer eens willen zien."

De mus fladderde op en kwam een halve meter verder weer neer. Ze wipte op en neer.
"Tsjip-tsjip, ja die ken ik allemaal. Ik heb jaren in de grote iep gewoond. In de tuin voor het landhuis."

"Wat is er met het landhuis gebeurd? Staat het er nog?" vroeg Vera.

"Ja nou, ja nou, wat een vragen allemaal. Heb jij al gegeten? Ik heb honger. Wat ga jij vandaag doen?"
De mus wipte zenuwachtig op en neer. In de verte zag ze iets bewegen.
"Ik zie een worm! Daar is mijn ontbijt. Mjummie."

En de mus fladderde weg.

"Maar... je hebt nog geen antwoord gegeven. Hoe heet je? Zie ik je nog terug?"
"Misschien!" riep de mus en hij fladderde het bos in.




Vera zet de bloemetjes buitenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu