- 17 -

106 3 0
                                    

Na een paar dagen na te zitten denken waar de kinderen waren was Liv opzoek gegaan naar iemand die in het verleden kon kijken. Ze vond iemand die zei tegen haar dat de kinderen in het zuiden waren in een grot. Liv wist precies welke grot dat was nadat ze dat had uitgezocht. Vandaag zou ze naar de grot gaan samen met John, Sebastiaan, James en Carlo. Liv was in de troonzaal samen met John, Carlo, Sebastiaan, James, Silicia en Christina. 'Goed' zei Liv 'we moeten snel gaan anders komen we niet voor het donker bij de grot aan.'

'Wij pakken onze mantels nog even en gaan de tassen met voedsel halen in de keuken.'

Liv knikte, Silicia en Christina gaven haar een knuffel. Liv liep alvast naar buiten het knoopje van haar mantel ging niet dicht. Toen ze buiten was en het trapje afliep zat hij pas vast. 'Mam?!' Liv draaide zich om. Ze zag Brian en Milou staan met hun handen op hun rug. 'Milou! Brian! Zijn jullie dat echt?'

'Ja mam' zei Brian.

Liv keek sprakeloos naar hen. 'Komen jullie niet hierheen?'

'Dat kunnen ze niet' zei iemand achter Milou en Brian.

Degene stapte uit de schaduw. 'Hallo Livia' zei hij grijnzend.

'Lucius! Laat mijn kinderen gaan!'

'Helaas, ik kan hen nog niet laten gaan.'

'Hoezo niet?! En waar is Loena?!'

Lucius wou iets zeggen maar op dat moment kwamen John, Carlo, James en Sebastiaan naar buiten. Liv keek om en zei: 'John, we hebben bezoek.'

'Pap' riepen Milou en Brian tegelijk.

'Milou! Brian! Jullie zijn ongedeerd.'

Milou knikte. 'Hallo John' zei Lucius.

'Lucius?! Laat onze kinderen gaan!'

'Ik zei net al tegen je vrouw dat ik dat niet kon doen.'

Het begon wat te waaien, Lucius keek naar boven. 'Nu kan ik ze pas laten gaan.'

Hij liet het touw waarmee de armen van de kinderen vast gebonden zaten los. Milou en Brian rende naar hun moeder toe. Het eerste wat Liv deed de handen van de kinderen losmaken. Brian en Milou knuffelden hun moeder, daarna hun vader. Liv keek ook of ze niet gewond waren. 'John' zei ze 'pak jij Lucius op.'

Hij knikte en wou naar Lucius toelopen, maar iemand aan de linkerkant van het plein zei: 'Hallo, mijn roos.'

Livs ogen werden groot, ze draaide zich om naar de kant waaruit het vandaan kwam. 'Dat kan niet' zei ze 'ik heb jou verbannen.'

Heer Carkos stond voor een deel in de schaduw.

'Nee dat heb je niet, je hebt alleen gezegd "ik wil je hier nooit meer zien".'

Liv trok het zwaard van John die naast haar stond. Ze richtte het zwaard op heer Carkos. 'Dan doe ik het nu, ik verban jou uit het land voor eeuwig.'

'Maar dan krijg je je dochter nooit meer te zien.'

'Hoe bedoel je?'

Liv had nog niet gezien dat zijn rechterarm een miststrook was. Hij haalde de miststrook uit de schaduw. Hij hield Loena vast. Er zat een doek voor haar mond, hij had haar bij haar middel vast met haar armen meegenomen. 'Loena' riepen John en Liv tegelijk.

'Laat haar gaan' zei Liv nijdig tegen Carkos.

'Sorry' zei hij 'ik laat haar pas gaan als ik weer koning ben.'

VisioenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu