Meneer Grijs gluurde om de hoek en bekeek de gang. Deze strekte zich in een wazige oneindigheid uit, met puntjes van zwevende bollen van zilverachtig licht. Er was aan meneer Grijs verteld dat de bollen van moerasvuur waren, vastgezet in een tijdscirkelbezwering waardoor ze onuitwisbaar waren. Hij had nog nooit gehoord van moerasvuur, nog minder van een tijdscirkel, maar dan, meneer Grijs was nog nooit op een plek geweest zoals de Hal van Mysteriën. Hij verstijfde.
'Ik zie niemand,' fluisterde hij naar twee personen achter zich. 'Geen poorten of sloten of niets. Denk je dat ze onzichtbare barrières gebruiken of zoiets?'
'Neh,' antwoordde een ernstige stem. 'Ons was verteld waar de bakens geplaatst waren, echt toch? Deze ruimte is schoon. Bewakers is alles waar we ons zorgen over moeten maken. As ze er niet zijn, dan naar binnen.'
Meneer Grijs schoof met zijn voeten. 'Ik weet wat tot ze ons vertelden, maar het voelt niet goed, Basil. Ik voelt deze dingen aan. Me Moe zee dat altijd al.'
'Noem me geen Basil, jij snotterende halve zachte,' zei de ernstige stem die toebehoorde aan een bijzonder gespierde gobelin in een zwart shirt en broek. 'Ik ben meneer Scheffer en we zijn aan 't werk. De duivel met je zesde zintuig. Je bent enkel een grote lafaard wanneer je in een onbekende plaats bent. Hoe sneller we doorgaan zoveel sneller is 't voorbij en zijn we terug naar de stek om 't te vieren.'
De derde figuur, een lange oude man met een puntig geitensikje, stapte voorbij meneer Scheffer en liep op zijn dooie gemak de gang in waarbij hij de deuren bekeek.
'Zie je hoe meneer Park het doet?' zei meneer Scheffer terwijl hij volgde en in de rondte keek. 'Weet te vertrouwen op de informatie, doet-ie. Geen bewakers, geen problemen. Toch, meneer Park?'
Meneer Grijs tripte achter meneer Scheffer aan, fronste diep en keek naar de mysterieuze deuren. Er waren honderden van deze over de lengte van de eindeloze gang - mogelijk zelfs duizenden . Geen van de deuren had namen of markeringen van enig soort. Vooraan was meneer Park zachtjes in zijn sikje aan het tellen.
'Waarom moet ik meneer Grijs zijn?' zei meneer Grijs kribbig. 'Niemand houdt van grijs. 't Is nauwelijks een kleur.'
De gobelin negeerde hem. Na een paar minuten hield meneer Park stil. Meneer Scheffer en meneer Grijs stopten achter hem, met doorgroefde wenkbrauwen in de gang rondkijkend.
'Kan de plek niet zijn, meneer Park,' zei de gobelin. 'D'r benne geen deuren in deze ruimte. Zekers te weten alsdat je goed geteld heb?'
'Ik heb goed geteld,' zei meneer Park. Zijn blik gleed over de vloer, dan kraste hij met zijn teen over een deel van een marmeren tegel. Uit de hoek van een van de tegels was een stukje afgebroken. Meneer Park knorde en knielde neer. Met zijn vinger bevoelde hij de gebroken hoek. Hij knikte in zichzelf, haakte toen zijn vinger in het gat en hij gaf een ruk. Een rechthoekig gedeelte van de tegel kwam naar boven, open getrokken door meneer Park's vinger. Hij tilde en het rechthoekige stuk van de vloer gleed met een knerpend geluid omhoog, als een lange verticale lade, totdat hij het plafond raakte. Hij nam trillend zijn plek in. Hij was zo breed en hoog als een deur, maar slechts enkele centimeters dik. Meneer Park keek er omheen en zag de eindeloze gang van de Hal van Mysteriën zich erachter uitstrekken.
'Hoe wis je dat het hier was?' wilde meneer Scheffer met zijn ogen op meneer Park gericht weten.
'Zij vertelde het mij,' reageerde meneer Park schouderophalend.
'Zo, deed ze dat? Nog meer dat je ons zoud willen vertelle wat je nog niet gedaan heb?'
'Net genoeg om ons tot hier te krijgen,' antwoordde meneer Park droog. 'Jij bent de slotenmaker, meneer Grijs is de sterke hand, ik ben de wegwijzer. We weten alleen wat we moeten weten, niets meer, niets minder.'
JE LEEST
James Potter en de Hal der Oudste Kruising
FantasyDit boek volgt het eerste jaar van James Sirius Potter op Zweinstein. James wordt meegenomen in een spannend avontuur. Extreme elementen proberen de Magische en de Dreuzelwereld bijeen te brengen.