Terwijl James meer bekend werd met de gang van zaken op school, ging de tijd zonder het te merken voorbij. Daan bleef uitblinken in Zwerkbal en James bleef zich ongemakkelijk voelen bij Daan's succes. Hij bleef de steken van jalousie voelen telkens als hij de menigte hoorde juichen om een van Daan's goed geraakte Beukers, maar kon het niet helpen te glimlachen over de liefde die de jongen voelde voor deze sport, hoe hij zich verheugde op iedere wedstrijd, het teamspel en de kameraadschap. Ook werd James steeds zekerder over zijn eigen bezemvaardigheid. Hij oefende met Daan op het Zwerkbalveld, vele avonden, vroeg Daan om tips en technieken. Daan op zijn beurt, was altijd enthousiast en ondersteunend, vertelde dat James het echt zou halen om bij het Griffoendorteam te komen.
'Dan zal ik moeten stoppen met te oefenen met jou en je op je donder geven weet je,' zei Daan, die naast James vloog en het schreeuwde over het gebrul van de passerende lucht, 'het zal anders zijn of ik heul met de vijand.' Zoals gewoonlijk wist James niet of Daan een grap maakte of niet.
James genoot ervan meer zekerheid te krijgen op de bezem, maar tot zijn eigen verbazing ontdekte hij dat hij gek werd op voetbal. Tina Kers had al haar klassen verdeeld in teams en een eenvoudig schema opgesteld om tegen elkaar te spelen. Veel studenten beheersten de benodigde basis van het spel en hun wil om de betere te zijn resulteerde in interessante lestijdwedstrijdjes. Soms vergat een leerling de nietmagische oorsprong van de sport en zocht paniekerig zijn zakken naar zijn toverstok of wees gewoon naar de bal en schreeuwde iets als "Accio Voetbal!" wat als resultaat een totale stilstand van de wedstrijd had omdat iedereen krom lag van het lachen. Op een keer had een Huffelpufmeisje eenvoudig de bal met beide handen gegrepen, de regels totaal vergeten en rende het veld af alsof ze rugby speelde. James ontdekte, terughoudend, dat professor Kers' inschatting van zijn vaardigheden redelijk correct waren. Hij was een natuurtalent. Hij kon de bal gemakkelijk met de punt van zijn gymschoenen onder controle houden, terwijl hij over het veld zig-zagde. Zijn beheersing van de bal werd beschouwd als een van de beste van alle nieuwbakken spelers en zijn scooringsgemiddelde was tweede, net onder Sabrina Hildegard, die, net als Daan, van Dreuzelouders was en, in tegenstelling tot Daan, toen ze jonger was in de Dreuzelcompetitie gespeeld had.
James en Ralph, spraken nauwelijks met elkaar. James eerste woede en weerzin waren weggezakt in een koppige afstandelijkheid. Ergens wist hij dat hij Ralph moest vergeven en zelfs zijn excuses maken voor het schreeuwen tegen hem die dag in de Grote Zaal. Hij wist dat als hij het goed speelde, Ralph waarschijnlijk zijn fout zou inzien door de kant te kiezen van zijn Zwadderichafdeling. In plaats daarvan, leek Ralph te denken dat het zijn plicht was om de Zwadderaars en het Progressieve Element, zo eerlijk te steunen als hij kon. Als het niet voor Ralph's nogal zwakke en behoudende enthousiaste ondersteuning was, werd het voor James niet makkelijker om boos op hem te blijven. Ralph droeg de blauwe insignes en was bij de debatbijeenkomsten in de bibliotheek, maar hij deed dit met zo'n slaafse houding tot verplichting dat het meer kwaad dan goed deed. Als een van de Zwadderaars al tegen hem sprak, richtte hij zich op en reageerde met een overdreven gretigheid, maar zakte in elkaar zodra ze hun aandacht op iets anders richtten. Het deed James een beetje pijn om het te zien, maar niet genoeg om zijn houding tegenover Ralph te wijzigen.
's Nachts in zijn kamer, of in een hoekje in de bibliotheek, bestudeerde James het gedicht dat hij en Daan op de poort van de Grot Bewaar hadden gezien. Met Daan's hulp had hij het uit herinnering opgeschreven en was overtuigd dat het hetzelfde was. Toch kon hij er niet veel van maken. Wat hij zeker wist was dat de eerste twee regels erop duidde dat de Grot Bewaar alleen in het maanlicht ontdekt kon worden. De rest was een groot vraagteken, hij bleef maar hangen op de regel "'Deed wek zijn trage slaap", en vroeg zich af of dat kon slaan op Merlijn. Maar Merlijn sliep niet!
'Lijkt wel een variant op Doornroosje,' fluisterde Daan op een dag in de bibliotheek. 'Enige honderden jaren ergens in een torentje de tijd verslapend.' Daan had aan James het sprookje van Doornroosje uitgelegd en hij dacht hierover na. Hij wist van horen zeggen, in zijn vaders gesprekken met andere Schouwers, dat veel van de Dreuzelmythologie ontstaan was in de tijd dat er nog ontmoetingen waren met heksen en tovenaars. Verhalen van de tovenarijoverleving vonden hun plaats in Dreuzelsprookjes, werden veranderd en aangepast en veranderden in legenden en mythe. Misschien, mijmerde James die het verhaal van een langslaper die pas honderd jaar later wakker werd overdacht, was het een Dreuzelecho van het verhaal van Merlijn. Maar dit bracht noch James noch Daan dichter bij het uitvinden hoe Merlijn in staat was om na zoveel eeuwen terug te keren, noch bood het enig inzicht over wie er betrokken waren bij zo'n samenzwering.
JE LEEST
James Potter en de Hal der Oudste Kruising
FantasíaDit boek volgt het eerste jaar van James Sirius Potter op Zweinstein. James wordt meegenomen in een spannend avontuur. Extreme elementen proberen de Magische en de Dreuzelwereld bijeen te brengen.