Tegen de tijd dat James zich gekleed had en op weg ging naar de Grote Zaal voor het ontbijt was het bijna tien uur. Minder dan een handvol leerlingen liepen doelloos rond bij de rommel van het ontbijt eerder in de ochtend. Op de hoek van de Zwadderichtafel zat Daan zich in het zonlicht vol te proppen. Tegenover hem zat Ralph die James binnen zag komen en naar hem zwaaide.
Terwijl James door de Zaal liep, omcirkelden vier á vijf huiselven, ieder gehuld in een grote theedoek met het wapen van Zweinstein erop geborduurd, de tafels en slingerden rond in wat op het eerste gezicht willekeurige wegen leken. Zo nu en dan dook een van hen onder de tafel om een moment later weer te verschijnen om een verloren vork of een half beschuitje op de rommel van de tafel te smijten. Juist toen James een van de elven passeerde richtte deze zich op, hief zijn armen in een draaiende beweging en bracht ze snel naar beneden. De rommel op de tafel voor hem, draaide tot een geheel alsof het gevangen was in een mini tornado. Er was een hoop lawaai van borden en zilverwerk, toen schoven de punten van het tafelkleed naar elkaar en draaide zich om de berg ontbijtrestanten, zodat het er uitzag als een enorme rammelende zak die onhandig over de gepolijste tafel zweefde. De huiself sprong van de vloer via een bank op de tafel, sprong op en neer, draaide zich midden in de lucht en landde bovenop de zak. Hij greep de gedraaide punten ervan en gebuikte deze als waren het teugels, keerde de zak en bereed deze hobbelig in de richting de grote dienstdeuren aan de zijkant van de Grote Zaal. James bukte toen de grote zak over zijn hoofd zoefde.
'Poeh,' mompelde Daan toen James naast hem neer plofte en het laatste sneetje toast pakte. 'Deze kleine obers van jullie zien er bizar uit maar ze zetten een goede kop koffie.'
'Het zijn geen obers, het zijn huiselven. Ik heb gisteren over ze gelezen,' zei Ralph, een half worstje verorberend. De andere helft zat gespietst aan zijn vork, die hij als een aanwijsstok gebruikte in de richting van de elven. 'Ze werken beneden, ze zijn net als de elven uit het sprookje. Degene die 's nachts komen om al het werk van de schoenmaker te doen.
'De wat?' vroeg Daan over zijn koffiebeker.
'De man die schoenen maakt. Hij had een heleboel schoenen die allemaal voor de helft gerepareerd waren en hij kwam om in het werk. Je kent dat verhaal toch? Dus valt hij in slaap en midden in de nacht verschijnen er allemaal kleine elfjes die hun hamers trekken en het stadje in lopen en ze repareerden al de schoenen voor hem. Hij wordt wakker en, hoppa. Alles is klaar.' Ralph beet de rest van zijn worstje van zijn vork en vermaalde hem in de rondte kijkend. 'Ik heb alleen nooit een beeld van ze gehad met theedoeken om.'
'Hé, buitenaardse jongen, ik zie dat je gezicht er weer normaal uitziet,' zei Daan onderzoekend naar James kijken.
'Nou ja, voor wat er voor door moet gaat, denk ik,' reageerde James.
'Deed het geen pijn toen Sabrina je raakte?'
'Nee,' zei James. 'Het voelde vreemd. Echt vreemd. Maar het deed geen pijn. Het is vannacht weer normaal geworden.'
'Ze moet een kunstenaar zijn. Je zag er geweldig uit. Vlies-voeten inbegrepen!'
'Waar hebben jullie het over?' vroeg Ralph, wisselend naar hen kijkend. Ze vertelden hem alles over de avond ervoor, over het liften van de Waket, en de boer die flauwviel toen James, de kleine buitenaardse, was gestruikeld en boven op hem was gevallen.
'Ik stond verstopt in een hoek van de tuin bij een schuur en ik bezorgde mezelf bijna een hernia om niet in lachen uit te barsten toen dat gebeurde. Aanval van de Mars Klunzen!' Hij kreeg een lachbui, even later gevolgd door James.
JE LEEST
James Potter en de Hal der Oudste Kruising
FantasíaDit boek volgt het eerste jaar van James Sirius Potter op Zweinstein. James wordt meegenomen in een spannend avontuur. Extreme elementen proberen de Magische en de Dreuzelwereld bijeen te brengen.