13 Onthulling van de Mantel

5 0 1
                                    

Die avond na het eten, renden de jongens opnieuw naar de slaapkamer van Griffoendor, ze stopten alleen even toen het James opviel dat er een vrouw in de achtergrond stond van een schilderij van de een of andere deerne, die een paar belachelijke dikke koeien melkte, die naar hem keek. Hij schold naar de lelijke vrouw die gekleed was als een non, en eiste te weten waar ze naar keek. Na een halve minuut werden Daan en Ralph ongeduldig, grepen James bij zijn ellebogen en sleurden hem mee. In de slaapvertrekken verzamelden ze zich om James' hutkoffer toen James deze opende en Jackson's tas eruit haalde. Hij plaatste hem op de rand van zijn bed en gedrieën staarden ze er naar.

'Moeten we hem openmaken?' vroeg Ralph.

James knikte. 'We moeten weten of we de mantel hebben, zonder twijfel! Ik ben er al de hele dag mee bezig, word er gek van. Wat als ik het mis heb en het ding daarin is alleen iets van Jackson's wasgoed? Ik kan het niet helpen te denken dat hij er een van die is die de hele dag een totaal zinloze tas met zich meezeult, alleen maar om de mensen erover te laten praten. Je had hem moeten zien hoe hij vanmorgen reageerde toen hij dacht dat hij Daan en mij gesnapt had. Hij zat compleet er doorheen.'

Daan zakte op het bed. 'Wat als we het niet kunnen openen?'

'Kan geen bijzonder slot zijn als het die dag bij Verweer Tegen de Zwarte Kunsten openklikte,' redeneerde James.

Ralph deed een stapje achteruit om James de ruimte te geven. 'Laten we het gewoon doen, proberen hem nu te openen.'

James nam de tas en probeerde het slot. Hij verwachtte dat het niet zou werken en was voorbereid om een hele reeks van Opening en Ontsluitingsspreuken te gebruiken welke de drie verzameld hadden. Tot zijn verrassing klikte de koperen sluiting boven op de tas gemakkelijk open. Zo makkelijk zelfs, dat James er een ogenblik overtuigd van was dat hij een fractie van een seconde voordat hij hem eigenlijk aanraakte open klikte. Hij verstijfde, maar de twee andere jongens hadden kennelijk niets gemerkt.

'En?' fluisterde Ralph. Daan boog zich over de tas. Zijn mond was iets open gegaan.

'Kan er niets in zien,' zei Daan. ''t Is te donker. Open dat rotding, James. Hij is meer van jou dan van ons.'

James pakte de tas, graaide naar de grepen en gebruikte ze om de tas open te trekken. Hij kon de gevouwen zwarte stof zien. Een vage, muffe geur wasemde vanuit de geopende tas. James dacht dat het rook naar de binnenkant van een lampion pompoen, een week na Halloween. Hij herinnerde zich dat Luna gezegd had dat de mantel eens was gebruikt om het lichaam van een dode koning te bedekken en hij huiverde.

Daan's stem was laag en iets hees. 'Is dat 'em? Ik kan niet zeggen wat het is.'

'Niet doen!' waarschuwde Ralph, maar James had zijn hand al in de tas gestopt. Hij trok de mantel eruit. De stof ontvouwde zacht, vlekkeloos zwart en schoon. Er leken wel kilometers van te zijn. Ralph ging nog verder achteruit, toen James de mantel op de grond voor zijn voeten liet vallen. Het laatste kwam er uiteindelijk uit en James merkte dat wat hij vasthield, de muts was. Het was een grote muts, met gouden vlechten aan de bord.

Daan knikte, zijn gezicht bleek en serieus. 'Dat is het, zonder twijfel. Wat gaan we ermee doen?'

'Niets!' antwoordde Ralph ferm. 'Stop het terug in de tas, James, dat ding is griezelig. Ik kunt de magie ervan voelen, jij niet? Ik wed dat professor Jackson er een soort Schildspreuk of zoiets over de tas geplaatst heeft om het erin te houden, anders zou iemand het kunnen voelen. Vooruit, stop hem weg. Ik wil hem niet aanraken.'

'Wacht even,' zei James afwezig. Hij kon inderdaad de magie voelen van de mantel, net als Ralph gezegd had, maar het voelde niet griezelig. Het was machtig, maar geheimzinnig. De geur van de mantel was veranderd toen James hem uit de tas getrokken had. Wat eerst als vaag rottend geroken had, rook nu slechts meer naar aarde, als gevallen bladeren en nat mos, wild, zelfs opwindend. Met de mantel in zijn handen, ervoer James een ongewone sensatie. Het was alsof hij, in het dieps van zijn wezen, de lucht in de kamer die de ruimte vulde, als water kon voelen, stromend door de scheuren in het raamkozijn, koud, als ijsblauwe wasem. De sensatie werd groter en hij voelde de wind bewegen om de toren waar de slaapkamers waren, het leefde, slingerde over het puntdak, stromend in missende dakpannen en zichtbare spanten. James herinnerde zich vaag de kinderverhalen over hoe Merlijn de meester van de natuur was, hoe hij deze voelde en deze gebruikte, en hoe zij gehoorzaamde aan zijn grillen. James wist dat hij op een of andere manier deel ging uitmaken van die kracht, alsof hij deel werd van de stof van de reliekmantel. De sensatie groeide en tolde. Nu voelde James de beesten van de late avond, het kloppen van de harten van muizen op de zolder, de bloed-paarse wereld van de vleermuizen in het bos, de dromerige nevel van de beer in winterslaap, zelfs de slaaptoestand van de bomen en het gras, hun wortels als handen, klauwend in de aarde, vastgrijpend aan het leven in het doodse van de winter.

James Potter en de Hal der Oudste KruisingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu