4. Het Progressieve Element

7 0 0
                                    

James Potter zat op zijn bed en onderdrukte een geeuw. Hij luisterde zeer intens, rondkijkend in de duistere slaapkamer. Overal om hem heen waren de kleine geluiden van slapende Griffoendoren. Ted draaide en snurkte, mompelend in zijn slaap. James hield zijn adem in. Hij was zojuist wakker geworden door het geluid van zijn eigen naam in zijn oor. Het was als een stem in een droom geweest: ver weg en fluisterend, alsof die geblazen was vanuit een lange donkere rokerige tunnel. Hij had zich er net van overtuigd dat het een restant van een droom was en zakte weer weg in slaap toen hij het opnieuw hoorde. Het leek uit de muren zelf te komen, een afstandelijk geluid, ergens rechts van hem, een koor van fluisteraars die zijn volledige naam zeiden.

Heel stil glipte James uit zijn bed en schuifelde naar de badkamer. De stenen vloer onder zijn voeten was koud terwijl hij met opgeheven hoofd stil stond. Hij draaide zich langzaam en naar de deur, kijkend zag hij daar een figuur bewegen. Hij had hem niet zien verschijnen, hij was eenvoudig daar, zwevend, waar een moment eerder alleen duisternis was geweest. James aarzelde en liep achteruit terug naar zijn bed, hij viel er bijna achterover op. Toen herkende hij de spookachtige vorm. Het was dezelfde schichtige witte figuur die hij had gezien op het schoolterrein, degene die de indringer achterna zat, de spookachtige vorm die, toen hij naar het kasteel terug gekomen was, eruit had gezien als een jonge man. In de duisternis van de deuropening leek de figuur veel groter dan toen hij in het zonlicht verscheen. Hij was schichtig en vaag, met alleen een minimale voorstelling van zijn menselijke vorm. Hij sprak weer zonder te bewegen.

James Potter.

Dan draaide hij en fladderde de trap af.

James aarzelde slechts één seconde, trok zijn badjas strakker om zich heen en volgde de figuur, zijn blote voeten klapte lichtjes op de stenen treden.

Hij bereikte de verlaten leerlingenkamer nog op tijd om te zien dat de spookachtige vorm door de portretopening schoot, dwars door de rug van het portret van de Dikke Dame. James volgde gehaast.

Hij verwachtte dat de Dikke Dame hem zou uitfoeteren als hij voorbij haar sloop, maar toen hij de lijst voorzichtig sloot bleek ze diep in slaap. Ze snurkte met een opmerkelijk kleine, damesachtige snurk en James vroeg zich af of het een betoverde slaap was, uitgesproken door de spookachtige figuur.

De gangen waren stil en donker, het was dan ook midden in de nacht. Het blauwzilveren maanlicht werd gefilterd door enkele wolken. Het daagde bij James dat hij beter zijn toverstok mee had kunnen nemen. Hij kon er nog niet veel mee, maar hij kende de Verlichtingsspreuk. Hij keek in de rondte op zoek naar de spookachtige vorm, een patroon van maanlicht en schaduwen tekende de gang. De vorm was nergens te zien. Hij koos een willekeurige richting en draafde er heen.

Na verschillende bochten wilde James het opgeven. Hij wist niet eens zeker of hij de weg naar de Griffoendor leerlingenkamer terug kon vinden. De gang waar hij stond was hoog en smal, zonder ramen en slechts een toorts die rood sputterde bij de boog waar James binnen gekomen was. Aan beide kanten van de gang waren gesloten deuren, ieder gemaakt van stevig hout en versterkt met ijzeren beslag. Achter een van hen liet een nachtelijke windvlaag iets kraken, laag en lang als de kreun van een slapende reus. Alles bij elkaar was het een angstwekkend moment, maar toch kon James zich er niet toe brengen om nu al terug te gaan. Langzaam liep hij de gang door, de toorts zorgde ervoor dat zijn schaduw zich lang voor hem uitstrekte, flikkerend in duisternis.

'Hallo?' zei hij zachtjes, zijn stem gedempt, iets harder dan fluisterend. 'Ben u hier nog, ik kan u niet zien.'

Er kwam geen reactie. In de gang werd het kouder. James stopte, tuurde hopeloos in de schaduwen en draaide zich toen om. Centimeters van zijn gezicht flitste iets door de gang en hij maakte een sprongetje. De witte gestalte kwam door een van de deuren en James zag dat die deur niet helemaal gesloten was. Blauw maanlicht vulde de ruimte die hij door de spleet kon zien. Trillend duwde James tegen de deur die krakend openging. Bijna onmiddellijk kwam de deur tegen iets aan wat een knarsend en schuurend geluid veroorzaakte, er lagen gebroken stukken ijzer op de grond naast iets langs en zwarts met een kromming aan het einde. Een koevoet. James schopte deze opzij, duwde de deur verder open en stapte naar binnen.

James Potter en de Hal der Oudste KruisingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu