3. De Geest en de Indringer

23 0 0
                                    


James werd vroeg wakker. Het was stil in de kamer, buiten de ademhaling van zijn mede-Griffoendoren en het fluitende gesnurk van Noah, enige bedden verderop. Het licht in de kamer bestond uit een beetje ochtendlicht in een soort parelroze kleur. James probeerde weer in slaap te komen, maar zijn gedachten waren al vol over al het onbekende waar hij de eerst komende twaalf uur op zeker mee in aanraking zou komen. Na een paar minuten stond hij op uit bed en kleedde zich.

De Zweinsteinhallen, die normaal redelijk rustig en leeg waren, waren deze ochtend op een heel andere manier druk. De mistige koelte en ochtendschaduwen vulden de ruimtes, maar net buiten zijn blikveld, achter eenvoudige deuren aan het eind van de smalle trappen, was er een vage drukte. Terwijl James door de gangen en voorbij de lege klaslokalen liep die later met activiteit gevuld zouden zijn, zag hij de restanten van de aanwezigheid van de huiselven die deze ochtend al druk bezig waren: een emmer en nadruppelende mop hielden een badkamerdeur open; de geur van versgebakken brood en het gerammel van potten en pannen stroomden ophoog van een korte trap; een rij ramen stond open met er doorheen uitgespreide tapijten, om ze te luchten.

James wandelde naar de Grote Zaal maar trof deze leeg en stil aan, het plafond gloeide bleekrood doordat de wolken buiten het zonlicht absorbeerde. James knipperde en keek nog eens. Iets bewoog zich tussen de semi transparante dakspanten en balken. Een grijze vorm fladderde rond, een irritant deuntje neuriënd. James bekeek het en probeerde te bepalen wat het was. Het leek een kleine, dikkige-man met een gelukzalige schelmse geconcentreerde uitdrukking. Tegen alle verwachting in was deze figuur heel voorzichtig bezig om op de randen van de dakspanten kleine objectjes te laten balanceren. James concludeerde dat de balancerende objecten precies boven de afdelingstafels hingen, op afstand van elkaar geplaatst en zó precies neergezet, dat ze door het kleinste zuchtje wind zouden vallen.

'Fi!' schreeuwde de figuur plots. James maakte een sprongetje. Hij had hem gezien. Hij zoefde zó snel naar James dat die bijna zijn boeken liet vallen. 'Wie bespioneerd de spion als deze bezig is met de voorbereiding van zijn ochtendgrapjes!?' zong de figuur met irritatie en lol door elkaar in zijn stem.

'Oh,' zuchtte James. 'Ik ken jou. Mijn vader en moeder hebben over jou verteld Foppe.'

'En ik jou, kleine beschuitbol!' reageerde Foppe, vrolijk om James heen tollend. 'Kleine Potter jongen, James! Ooo! In de rondte sluipen vroeg-vroeg, in tegenstelling tot je pappie! Die hield van de nacht, deed hij! Op zoek naar een ontbijtje, zijn we? Oh, zo jammer. Alle kleine elfje - welfjes zijn in de keuken nog aan het koken. Zweinstein behoord aan Foppe zo vroeg. Zin in een Peruviaanse ontploffende boon?'

Foppe schoof een sliertige arm naar het gezicht van James. De kleine objecten in Foppe's hand zagen eruit als gedroogde spring-bonen.

'Nee bedankt! Ik... ik ga naar weer eens.' James haakte zijn boeken met zijn duim over zijn schouder en begon terug te lopen.

'Zekers, zijn we? Mmmm! Bonen, bonen, het muzikale fruit!' Foppe vergat James en zoefde weer terug naar de spanten. 'Hoe meer ik er neerleg, hoe meer een toet! Misschien toetie tap in kleine Potters' pompoensap!' kraaide hij vrolijk.

James kuierde door tot hij op gehoorafstand van Foppe's gezang was. Na een paar minuten stond hij op een lang door pilaren ondersteund balkon dat zich uitstrekte over het schoolterrein. Mist hing als een grote gouden wolk boven het meer. James leunde op de reling en zoog aan het begin van zijn eerste dag geluk en opwinding op.

Er bewoog iets in de stilte. James staarde ernaar. Het was aan de rand van het bos geweest, in de buurt van Hagrid's huisje. Misschien was Hagrid terug? James onderzocht het huisje. Er kwam nog steeds geen rook uit de schoorsteen. De tuin zag er onverzorgd en overwoekerd uit. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Waarom was Hagrid nog niet terug? Hij wist dat de half-reus een bekende zwakke plek had voor beesten en monsters en hij maakte zich zorgen, zoals zijn ouders dat deden, dat dit ten lange leste zijn ondergang zou zijn. Misschien dat de verbinding met de reuzen, die op goede momenten al op zijn minst gevoelig lag, uiteen gevallen was. Misschien hadden ze Hagrid en Groep aangevallen of op een of andere manier gevangen gezet. Misschien...

James Potter en de Hal der Oudste KruisingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu