1

590 19 0
                                    

Ik ben Charlotte.
Ik ben 17 jaar en heb zwart haar en donkere ogen. Ik ben dochter van Maurits Bootsma, een rijke koopman.
Net zoals andere kinderen in rijke families, worden we onderling uitgehuwelijkt.
Ik ben uitgehuwelijkt met August, het meest irritante en verwende joch dat ik ken.
Hij is blond en knap, dat moet ik toegeven, maar daar blijft het wel bij.
Hij heeft echt totaal geen hersens en het enige waar hij aan denkt is meisjes versieren en net zoals zijn vader worden, handelaar is zijden stoffen.
Vandaag vertrek ik samen met mijn vader naar het dichtstbijzijnde eiland met de boot, om nieuwe stoffen te halen voor de bruiloft en ik heb gevraagd of ik die tenminste wél zelf mag uitkiezen.
Ik sta op de boot en hang over de reling. Mijn zwarte haar wappert in de wind, net als mijn groene jurk met wit ingelegde steentjes.
Die zak van een August was niet eens even dag komen zeggen, want deze reis duurt 1 maand.
Zuchtend keer ik mij om. Mijn vader heeft hetzelfde donkere haar als mij en staat wat te praten met een van de knechten.
Ik trek de onderkant van mijn jurk een stukje op en loop naar mijn kamer, dicht bij de stuurhut.
Het is een kamer waarin een bed staat, een kist, een boekenkast en een schilderij van andere boten.
Boven mijn bed zit een klein raampje waardoor je allemaal voeten van de ene naar de andere kant kan zien lopen, omdat mijn kamer iets lager ligt.
Ik pak een boek en begin te lezen.
Ik hou van boeken, vooral over de verhalen van dappere prinsen en prinsessen die anderen helpen en redden.
"Charlotte!" Roept mijn vader met zijn zware en dwingende stem.
Zuchtend sta ik op en leg het boek neer op de kist.
Ik loop weer naar buiten. Voor vertrek moeten de mensen die vertrekken altijd de mensen op de kant uitzwaaien, dat is traditie.
Ik zwaai de mensen uit terwijl de knechten allemaal druk in de weer zijn met touwen en de zeilen.
Zodra de mensen op de kade goed en wel uit het zicht zijn verdwenen, loop ik weer terug naar mijn kamer.
Ik ben niet van plan veel mijn kamer uit te komen.

Die avond eet ik met mijn vader in een luxe vertrek. Mijn vader ziet een beetje groen, in tegenstelling tot mij, moet hij altijd wel even wennen aan de deiningen van het water.
We eten kalkoen met sinaasappel (tegen de scheurbuik) en daarna lees ik nog wat bij een kaars verder in mijn boek.
Zo gaat het een week door. Na precies een week zijn we op de helft van onze reis.
Er gebeurt dan iets raars.
Ik hoor haastige voetstappen en zie mensen rennen. Nieuwsgierig leg ik mijn boek weg en doe mijn slaapkamer deur op een kier.
Een van de knechten ziet mijn open kamerdeur en rent naar mij toe.
"Snel! Bedek uw raam en kom uw kamer niet uit! Het zijn piraten!" Zegt hij snel.
Achter hem doemt een zwart schip op met felrode zeilen.
Ik knik snel en trek de deur dicht.
Ik bedek mijn raam met het deken van mijn bed en ik draai de deur op slot.
Mijn vader had wel eens verteld over piraten. Meedogenloze mannen, die het leuk vonden om te moorden, alleen maar voor geld.
Buiten hoor ik nog meer rennende voetstappen en geschreeuw en... Gelach?
Het schip beweegt plotseling, alsof er iets tegenaan gebotst is en er klinkt harder geschreeuw... Gekletter van wapens...
"Ze zijn er! Ze zijn..." Er klinkt een misselijk makende plof en het geschreeuw van de man stopt.
Ik ga met opgetrokken knieën op bed zitten en kijk gespannen naar de deur.
Zullen de knechten sterk genoeg zijn tegen de piraten?

The  black falcon (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu