Weglopen door dat schuldgevoel

15 2 0
                                    

. Rob pakte mijn laatste spullen bij elkaar en uiteindelijk sloeg ik definitief de deur achter me dicht. Tot nooit meer, mompelde ik zacht. Dat is een vrij logische gedachte, denk ik. Er is geen enkele persoon op aarde die een ziekenhuis mag verlaten en dan de gedachte heeft van Tot snel!. Dat zou gewoon raar zijn, onmenselijk bijna. We wandelden langs de receptie waar de dokter en verpleger die me verzorgden van hun koffie aan het slurpen waren. Dat was dus de geur van in die lokalen, dacht ik. Nog iets dat een verklaring kreeg. Ik knikte nog vlug goedendag naar beide heren en vanaf dat moment zou het voor mij hopelijk nog een goede avond worden. Vanaf dat moment, is het snel gegaan. We wandelden verder tot we aan de auto van Rob kwamen, hij zette mijn zak in zijn koffer en ik stapte in. Net als de eerste keer keek hij veel achterom, maar het viel me niet meer zo op. Ik was het gewoon geworden. In de ambulance keken de ambulanciers niet zo veel rondom zich en het was net dat dat vreemd aanvoelde. Een echte omgekeerde wereld is het geworden, ja. Straks zie ik Michael Jackson eerder terug dan mijn mama of maak ik kans om een topsporter te worden in plaats van een gewoon leerkrachtje. Ja, tuurlijk Arno! dacht ik in mezelf en lachte die gedachten alvast snel weg. Hoe oud ben ik nu weer verstandelijk geworden? Rob had al snel door dat ik weer aan van alles en nog wat aan het denken was, maar het was net dat ze probeerde in de perken te houden. En het was overigens net dat, dat mijn leven momenteel moeilijk aan het maken is. Ik ben net als alle minderjarigen, een kind, en ook ik heb een stem die ik mag laten horen aan alles en iedereen in deze wereld, deze maatschappij, deze stad, dit land en alle anderen die horen kunnen. Na deze rit besefte ik pas hoe ver het ziekenhuis wel niet was van Rob zijn huis. Ik denk dat we pas na een klein uurtje rijden aankwamen bij het huis dat ik ondertussen beter kende dan mijn eigen ouderlijk huis. Het leek wel een flashback, het was weer Rob die eerst uitstapte om de deur voor mij open te doen zodat ik geen gevaar liep. Dan ging Rob weer naar de voordeur om die los te maken zodat ik onmiddellijk naar binnen kon lopen en hij zou dan naar de koffer van de auto gaan om mijn reiszak uit de koffer te pakken en ik zou voor twee weken niet buiten komen. Het verhaaltje kwam maar steeds opnieuw en opnieuw naar voren en ik werd er gek van. Het ging beter, ik voelde me beter toen ik naar buiten mocht. Maar na één keer gaf mijn lichaam het al op en daar lag ik dan, op de grond naar adem te snakken in mijn bewusteloze toestand. Het ergste is, dat ik ze niet eens kwalijk kan nemen dat ik niet meer naar buiten zal mogen. Ik zal hier wel veiliger zijn, zeker. Aan die gedachte moest ik me vasthouden, want anders hou ik dit niet vol. Ik deed wat van me verwacht werd en stormde naar binnen. Toch voelde ik me minder op mijn gemak dan dat ik me normaal voelde bij Rob, maar ik kreeg argwaan en dat wou ik helemaal niet. Sinds dat ik die psycholoog in het ziekenhuis heb ontmoet moet ik bewijzen zien van de echte aard van mensen en daar ben ik niet trots op. Alsof heel de wereld iets tegen mij en mijn mama heeft. Alsof mama en ik s werelds grootste criminelen zijn en weet ik veel wat s avonds beramen. Ik herinner me nog dat mama wel eens zei dat ze bewaking had moeten doen op twee criminelen die absoluut geen contact met elkaar mochten hebben omdat het korps dan in het gevaar kon komen. Zo gevaarlijk waren ze, maar dat was uitzonderlijk. Wel, ik voel me net als die criminelen. Bewaakt, zodat ik geen kwaad kan berokkenen aan de mensheid, maar zo ben ik niet en mama ook niet! Wat moet ik doen om dat te kunnen bewijzen. Wat moet ik doen om dat aan die Philippe Romano te bewijzen. Kan iemand het mij vertellen? Alstublieft! Mijn hoofd ging maar verder en verder, maar de tijd ook en voor ik het wist stond Rob al naast me. Ik schrok me een hoedje en Rob vond mijn reactie grappig. Ik kom eerst kijken hoe het met je gaat en ik moest je dit van de dokter geven, zei Rob. Het waren twee verschillende doosjes van pillen. De blauwe moet je drie keer per dag nemen, telkens bij het eten en de gele moet je twee keer per dag nemen. Je mag kiezen wanneer. Zolang je ze maar inneemt, hervatte hij. Ik knikte en besefte dat mijn mama vroeger gelijk had. Ze zei vroeger altijd toen ik een pilletje moest pakken: Wacht maar tot je groter bent, dan zal je nogal gaan slikken en dan ga je nog aan mij denken. Onthoud dat!. En meestal had ze gelijk, nu dus ook en soms stoorde het me echt. Je wordt er heus wel beter van en dan kan je weer spelen, zei ze dan meestal en dat overtuigde me om het dan toch maar in te pakken. Nu zal dat zinnetje hetzelfde doen, alleen moet ik me het zinnetje nu inbeelden. Rob verlaatte de kamer praktisch onmiddellijk nadat hij de doosjes had gegeven en eerlijk gezegd verbaasde dat me wel. Ik zette de doosjes op het nachtkastje naast mijn bed en richtte me tot mijn bureau waar het dagboek op lag. Ik pakte het sleuteltje uit de lade waarin het verstopt lag en maakte met het sleuteltje het boekje open. Op dat moment kon ik Rob zijn stem van in de verte horen en herkennen. Hij was aan het bellen en het leek er heftig aan toe te gaan. Ik hoorde hem zeggen: Wat moet ik tegen die jongen zeggen, hoe moet ik me nu gedragen tegenover hem?. Wist Rob geen raad met mij? Wou hij van me af geraken? Waarom weet hij niet wat te doen, terwijl hij dat eerst wel wist?, vele vragen vulden mijn hoofd en ze hielden me bezig. Ik voelde me nu echt alleen. Rob was mijn steun en toeverlaat in deze moeilijke periode en nu hij zelfs al wilt afhaken. Wat gebeurt er dan met mij? Rob hervatte: Die jongen heeft hulp nodig, maar hij zelf zal nooit een psycholoog toelaten in zijn leven omdat hij daar niet klaar voor is en hij heeft daar niet het goede karakter voor. Waar ik hem in begrijp en steun. Daar was de oude Rob die ik ken en een gevoel van vreugde en begrip omringde me. Mijn hart bonsde echter om verschillende redenen. Als Rob toch zn twijfels heeft of hij capabel is om mij op te vangen. Dan zal het parket en voornamelijk, de politie dat ook krijgen en dan kan het hier snel afgelopen zijn. Ik moet iets doen, want als ik hier weg moet dan heb ik niets of niemand meer, dacht ik. Het verbaasde me dat ik zeer hecht aan Rob was geworden. Alhoewel, in alle moeilijke momenten was het wel Rob die me steunde en dan is het normaal dat je gehecht raakt aan iets of iemand. Hij is een beetje als een knuffel als je klein bent, hij steunt je door dik en dun. En ik probeerde er af en toe ook eens voor hem te zijn, want hij wordt door de politie volledig in afzondering geplaatst en word opgezadeld met een kind van twaalf. Hoe moet dat voor hem niet voelen, hoe moet dat voor hem niet zijn? Hij heeft geen vrouw, geen kinderen en door mij worden zijn kansen nu beperkt. Hij kan niet uitgaan en op die manier kan je ook geen vriendin vinden en volgens mij zou Rob een goede vader zijn. Hij wilt ook kinderen, daar ben ik van overtuigd, maar ik sta hem in de weg. Ik houd zijn droom tegen, zijn wens. Een immens schuldgevoel vulde mijn hele lichaam en ik bleef ter plekke perplex staan. Arno, waar ben je mee bezig? Maak dat je hier wegkomt! Maak hier een einde aan en leef weer! Laat iedereen weer een leven leiden, in plaats van in de weg te staan!. Achteraf gezien was het pure onzin dat ik in mijn hoofd haalde, maar ik was van slag en ik wou er zo snel mogelijk een einde aan maken. Er moest zo snel mogelijk een einde komen aan alles wat niet gewoon was, ik moest een normaal leven leiden en weer een kind zijn! Ik heb rechten en plichten en die ik wil ik ook gebruiken en nakomen. Alleen had ik toen het gevoel dat dat niet kon als ik daar bleef en iedereen tegenhield. Dat moment zou mijn hele leven nog meer veranderen, iets waar ik nog steeds om huil, pijn van heb, iets wat ik nooit had mogen doen. Ik besloot weg te lopen en te vluchten voor alles en iedereen. Ik dacht aan niemand meer; niet aan Rob, niet aan mama, niet aan Romano, simpelweg aan niemand! Ik pakte niets mee, dat zou het alleen maar moeilijker maken, nog moeilijker dan het al was. Ik pakte de gsm die ik gekregen had op het politiebureau en nam het briefje van mijn mama mee. Dat zou me geluk moeten brengen en moeten steunen in moeilijke momenten. Ik deed de deur langzaam open en keek of ik Rob nog hoorde. Alles was stil, ik ging stilletjes naar beneden en keek naar de klok die aan de muur hing. Tien over elf. Rob was al naar het bureau vertrokken en Koen zou elk moment kunnen aankomen. Hij had via sms laten weten dat hij vandaag later zou zijn, maar dat we dan langer gingen voortwerken. Ik besloot om niet op hem te wachten en als ik wou vertrekken, was het nu mijn grote kans. Ik stormde nog even naar boven en nam een klein plastic zakje uit één van de lades en stak er een beetje kleren in. Ik ging naar mijn bureau en nam mijn dagboek. Ook dat stak ik in het plastic zakje. Het briefje van mama stak nog steeds in mijn broekzak en daar ging het ook blijven. Ik nam de sleutel van de voordeur uit het bakje dat onder het tapijt lag en hield het stevig vast alsof het elk moment gestolen kon worden. Ik pinkte een traan weg. In dit huis, in deze kamer is er van alles gebeurd en het deed raar om dat achter te moeten laten. Ik besloot om toch maar vlug een briefje te schrijven aan Rob. Ik schreef: Dag Rob, bedankt voor alles! Ik zal nooit vergeten wat je voor me hebt gedaan en ik draag je altijd in mijn hart. Groetjes Arno. Mijn tranen kwamen maar steeds sneller en spatten neer op het briefje. Ik lag het snel weer weg zodat het niet te nat werd. Ik kreeg het steeds moeilijker en Koen kon er nu echt elk moment aan komen. Ik moest nu vertrekken, want anders kon ik het nooit doen. Ik pakte het plastic zakje van mijn bed en deed het licht van mijn kamer uit. Ik sloot de deur en ik sloot tegelijkertijd al een deel van een hoofdstuk af. Ik ging stilletjes de trappen af en keek nog eens of er niemand was. Ik was nog steeds alleen en ook buiten was er geen spoor van enig leven te bespeuren. Ik opende de voordeur met de sleutel en ik stapte naar buiten. Ik ademde diep in, mijn hart bonsde in mijn keel en ik stond te trillen op mijn benen. Ik begon nog harder te huilen, maar probeerde het nog een beetje in te houden en vaart te zetten. Ik kreeg verschillende herinneringen in mijn hoofd en keek terug naar de voorbije weken. Toen Rob aan bod kwam kraakte ik en ging volledig door mijn sterkte. Ik was net als een blokkentoren die door één klein tikje volledig in mekaar viel. En ik was het bovenste blokje dat als eerste viel, maar dat wou ik niet zijn. Kwestie van korte pijn, sloot ik de voordeur en liep zo snel als ik kon. Onderweg zat ik te jammeren, te huilen en toch liep ik verder. Ik weet bij God niet naar waar ik ben gelopen, maar ik ging verder. Ik geloofde dat ik nu goed zou terechtkomen. Ik geloofde dat ik geen fouten zou maken, maar het juist tactisch slim aanpakte. Er spookten kleine zinnetjes door mijn hoofd, zodat ik mezelf kon motiveren om door te blijven gaan. Na een tiental minuten in sprint te lopen was ik uitgeput en was ik ervan overtuig dat het spannendste stuk afgerond was. Ik verstopte me ergens langs de straat. Ik was aan een rustige straat waar er bijna geen voorbijgangers kwamen. Ik had in allerlei films gezien dat weglopers hun kaart uit hun gsm-toestel haalden zodat ze niet traceerbaar waren en dat deed ik ook. Ik deed de kleine, oude gsm open en haalde de kaart uit het voorziene vakje. Ik moest nog wel kunnen bellen en stak het kleine kaartje voorzichtig in mijn broekzak en deed die zak dicht met de rits zodat het er nooit zou kunnen uitvallen . Ik stond nat in het zweet en keek rond me heen, terwijl ik het zweet van mijn voorhoofd weg wreef. Ik begon te denken aan mogelijke oplossingen, waar kan ik terecht? Misschien is het niet veilig om alleen op straat te blijven, waar kan ik dan het best de nacht doorbrengen? Ik had geen keuze, ik moest wel op straat blijven en zo ver mogelijk geraken zonder gepakt te worden door eender wie. En later, zal ik terugkeren als een volwaardige volwassene. Ik zal mijn wijsheid gebruiken om te overleven en ik zal terugkomen om mama weer te zien en ook Rob. Ik zal hier, in dit land, met gevaar of niet een leven opbouwen. Maar nu moest ik weg, ik stond in voor mezelf en zal mezelf verantwoordelijk achten voor wat er ook fout loopt. Maar ik ken de consequenties en ik sta in voor de gevolgen. Ik kreeg de krop in de keel en de tranen rolden, deze keer rustiger dan daar straks, van mn gezicht. Ik haalde het briefje van mama uit mijn broekzak en las het één keer en nog een keer en nog een keer tot ik de woorden vanbuiten kende en ik weer een gevoel van zelfvertrouwen kreeg. Ik moest verdergaan, al is het niet voor mezelf dan doe ik het maar voor mijn moeder. De vrouw die me het leven geschonken heeft en die me hielp. Altijd en overal! Ik raapte al mijn moed bij elkaar, stak het briefje weer veilig weg en stond op. Met een blik die zowel angst als vertrouwen uitstraalde, begon ik weer te lopen, zo hard als ik kon. Ik draaide de hoek om en liep door smalle straatjes waar niemand te bespeuren was. Hier en daar liep eens een hond of kat voorbij. Als ik naar de huizen keek was het grootste deel ervan onbewoonbaar verklaard. Huizen die aan het verkrotten waren, afgebrande huizen, geruïneerde huizen, huizen die beklad waren met posters of tekeningen. Het was er allemaal. Waar ben ik nu weer heen gegaan? vroeg ik me af en ik zuchtte eens. Ik moest doorzetten en niet denken aan wat er fout kon gaan, dat is niet leefbaar. Ik moest denken aan later, aan dat ene moment waarop ik alles en iedereen die me lief is weer kan zien en waarop ik alles en iedereen die me pijn wilt doen aan kan. Nu ben ik te jong, ik ben nog maar een kind. Ik ben het kind dat iedereen met hart en ziel probeert te beschermen. Zoals Rob, zijn hart en ziel stak vol met mij, mij te beschermen en dat stond hem in de weg om te leven. En ik weet dat dit misschien niet de aller slimste keuze was die ik kon maken, maar nu heb ik het gevoel dat ik niemand meer in de weg sta. Dat ik niemand meer tegenhoud om te kunnen leven en om een serieuze carrière uit te bouwen, een gezin te stichten, terug een band te kunnen opbouwen met wie hen lief is. Dat alles, daar draait het leven om. Het leven draait niet om wie je pijn wilt doen te kunnen afschrikken of om je ganse leven te besteden aan iemand die nooit rechtstreeks met jou een band heeft gehad. Dat besef ik nu! Ik besef nu hoe het komt dat mensen zoals een Anne Frank, in tijden van oorlog, gelukkige momenten heeft kunnen beleven terwijl ze eigenlijk gewoon hun dood aan het afwachten waren. Mensen zijn best slimme wezens, die eigenlijk op zichzelf kunnen leven en met behulp van naasten nog beter kunnen leven en kunnen genieten van het leven en van elkaar. Natuurlijk, achteraf gezien is alles simpel en achteraf kun je zeggen van zeg jongen, wat je toen hebt gedaan! Hoe stom kan je zijn?, maar dat haalt niets uit. Je moet alles bekijken vanuit je positie, vanuit je situatie en vanuit het moment. Mensen zijn naïef en mensen die daar misbruik van maken, moeten verdwijnen uit de maatschappij en dat, net datgene gebeurt te weinig. Of het gebeurt op een verkeerde manier. Je moet niet wachten tot er iets gebeurd. Nee, anticiperen. Ken je dat woord? Inschatten, verwachten. Durven risicos te nemen. Dat is exact hetgene wat ik nu heb gedaan en ja, misschien loopt het anders dan ik toen ooit had kunnen denken, maar alles moet op zn pootjes kunnen vallen en jij moet daar de kans voor geven. Het voelde als vijf minuten, maar in werkelijkheid gingen er uren voorbij en ik liep puur op gevoel rond in de stad. Het was veiliger als ik de stad zou kunnen verlaten, maar ik moest zien dat niemand me herkende of kon tegenhouden. Een bos of een afgelegen gebied was daar het beste voor, maar is dat wel veilig. Het was al bijna avond en mijn ogen waren al een paar keer dichtgevallen tijdens het lopen. Ik denk niet dat ik dit nog lang kan volhouden. Ik was al een tijdje uit de binnenstad en op zich kon ik mezelf nu gerust stellen en tegen mezelf zeggen van Arno jongen, het is goed geweest voor vandaag. Haal je jas uit de plastic zak, leg hem op de grond, verstop je een klein beetje en haal een beetje nachtrust. Toch was er iets dat me tegenhield, een knagen gevoel dat zei dat ik me moest reppen, dat ik me moest haasten en nog verder moest. Ik mocht natuurlijk niet vergeten van welke situatie ik eigenlijk ben weggelopen en ik mocht zeker niet beginnen te denken dat door deze ene actie alles opgelost was. Romano zal, als hij verneemt dat ik ben weggelopen, zijn kans zien liggen en zal het tempo gaan opvoeren. Ik zal me echt goed moeten verstoppen en ik mocht nergens tijd verliezen. Maar dan ook nergens! Ik zocht naar wegwijzers langs de weg en probeerde uit de stad te geraken. Ik keek door de vallende duisternis heen en zocht naar bomen, een bos! Dat is het aller veiligste dat ik op dit moment kan vinden. En daar waren ze, misschien maar een dikke vijfhonderd meter verwijdert van waar ik stond. Ik haalde eerst het gsm- toestel uit mijn broekzak. Het schermpje lichtte op en ik keek naar de klok. Het was al half tien, met al dat nadenken en blijven lopen was ik de tijd volledig uit het oog verloren en ik begon weer te lopen. Op weg naar het bos. Ik spurtte de duisternis in, door de bomen kon er moeilijk licht binnen in he bos en daardoor was het in het bos donkerder dan de andere plaatsen waar ik passeerde. Ik liet mn tempo zakken en zocht naar een goede plek. Ik stak de zaklamp van het gsm- toestel aan en keek in het rond. Na, een tiental minuten wandelen en zoeken vond ik een geschikte plek. Het was een kamp dat gemaakt was door een bende kinderen, want hier en daar lag nog speelgoed. Het kamp was gelegen in een dichtgegroeide struik , maar binnenin was er verrassend veel ruimte. Ik kon er perfect slapen en van buitenaf zag ik niets. Er was een kleine holte weggesnoeid zodat je binnen kon zonder verwond te geraken. Ik was op handen en voeten binnengekropen en zocht naar dingen waarmee ik de nacht iets comfortabeler mee kon doorbrengen. Ik vond in de hoek van de ruimte een donkerblauw deken en toen ik het zag, fonkelden mijn ogen. Ik nam het deken, ik legde mijn jas op de bodem en legde het plastic zakje naast me neer. Het was niet zo luxueus dan de villa waar ik met Rob verbleef, maar na zon vermoeide dag was ik gelukkiger met dit dan die villa. Ik deed de zaklamp uit en trok het deken over me heen en langzaam maar zeker begon ik aan een reeks welverdiende uren slaap.

BeroepsgeheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu