Donker

7 2 0
                                    

Na een tijdje werd ik wakker. Mijn lichaam was zo'n beetje door elkaar geschud. Ik lag niet comfortabel en mijn rug deed pijn. Ik schoof heen en weer, maar het is duidelijk dat ik niet ver weg kon. Ik probeerde te krabben aan mijn voorhoofd, maar net zoals in de donkere kelder waren mijn handen met touw vastgebonden. Plotseling wist ik weer wat er als allerlaatste is gebeurd in de kelder. De spuit in mijn hals die ik nu terug voelde. De vloeistof die me in dromenland heeft gebracht had een brandend gevoel in mijn hals en een felle hoofdpijn stak op. Mijn hart klopte als een gek en mijn ogen namen zo veel mogelijk op als kon. Ik zag twee mannen en ik lag achterin in een busje, want ik zag het aan de vorm. Ik lag in de laadruimte, van buitenaf zouden ze me nooit kunnen zien en er stak een prop papier, denk ik in mijn mond. Slikken kon ik niet en telkens als ik het probeerde, verbruikte ik veel van mijn kostbare zuurstof die op een bepaald moment op zal zijn. Er lagen stoelen, dekens, metalen kettingen, een matras, wapens en plastieken zakjes naast. Ook houten planken, één daarvan hing vol met bloed en ik hoopte dat dat niet vers was, want dan was het niet van mij. Ik keek bezorgd naar mijn eigen lichaam en kwam tot de conclusie dat die idioot slecht heeft 'gemikt', zoals ik wel kon verwachten en daardoor is mijn hals blijven bloeden. Het ergste was, ik kon het niet stoppen. Straks ging ik bewusteloos vallen en daarna dood zonder dat ze al te veel moeite hebben moeten doen. Soms betrapte ik mezelf erop dat ik iets te gretig in he rond keek waardoor één van de twee misdadigers naar achter keek om te zien of ik nog sliep. Dan deed ik nog snel mijn ogen dicht en probeerde realistisch te lijken. Het was al laat, want tegen dat ik goed en wel wakker was. Was het buiten donker. We waren op een autosnelweg en ik herkende de weg. Het was de weg die leidde naar
Antwerpen. Ik herinnerde me plots dat mama ooit iets zei over een misdaad in Antwerpen in verband met drugstransport in de haven. Ze hadden er een leegstaande loods doorzocht, die bij nader onderzoek, toch niet zo leeg was. Hoeveel was het nu weer. Ik dacht iets van een 200 ton cocaïne en heroïne. Daarnaast ook nog een drietal kerels die zo high als iets waren. Eenmaal ik nog eens de kans kreeg om naar voren te kijken herkende ik Romano. Hij was de man die altijd naar achteren keek en hij zag er best zenuwachtig uit. Al wist ik niet dat dat een goed of een slecht teken was. "Luca, stop maar. Het is al te laat en ik ben moe. Dat rotjoch daar gaat toch niet direct wakker worden en ik ben minder alert als ik niet goed heb geslapen. Zet je hier aan de kant en dan laat ik een paar mensen slaapgerief brengen voor ons. Morgen rijden we door", zei Romano. 'Misschien is dit mijn kans om hier weg te geraken. Eenmaal alleen in dit busje kan ik proberen wat ik wil en ze zien me niet. Ik draaide mijn hoofd en zag dat er geen ramen waren aan de koffer en dus konden ze me enkel van de voorkant in het oog houden. Daarnaast kon ik ze zelf ook zien als ze naar binnen keken en dus zat ik safe. Ik begon mijn vingers zodanig ver te plooien dat ik ze voelde kraken. Dat moet pijn gedaan hebben, maar door de adrenaline die door mijn lijf gierde, voelde ik er bijna niets van. Ik bleef maar proberen, maar het zat te strak, dit was geen oplossing! Dan begon ik onmiddellijk aan het touw. Ik stak m'n vinger onder de knoop en begon druk uit te oefenen op de knoop, in de hoop dat die los kwam. Toen kwam er schot in de zaak. Ik voelde een beetje zuurstof in mijn handen komen en ik wist dat ik de knoop losser had gemaakt. Ik trok aan het touw en probeerde mijn polsen er van onder uit te krijgen, enkel die stap lukte niet. Plotseling zag ik de chauffeur door het raam kijken. Ik deed mijn ogen weer dicht, maar ik was te laat. Hij riep al naar me en Romano kwam op zijn duizendste gemakje naar het busje afgestapt. "Zo, is iemand wakker geworden?" vroeg die. Hij lachte gemeen, maar ik kende dat lachje van dat soort volk ondertussen al door en door. Als die zo lacht wilt dat meestal zeggen dat dat sarcastisch was en dat ik er weer van langs ging krijgen omdat ik 'stout' was geweest. 'Excuseer, ik ben stout geweest. Jullie houden een twaalfjarige jongen gevangen in een kelder, ik heb nauwelijks eten gekregen , mijn gezicht is volledig opgezwollen van de slagen en mijn handen zien bloedrood van het bloed dat uit mijn lichaam kwam op te deppen', dacht ik in mezelf. De chauffeur voelde aan het touw en merkte dat het al zo goed als los was. "Zo, iemand heeft zijn best gedaan", zei die. Mijn gezicht werd zo rood als iets, ik was betrapt en dit was mijn grootste en voorlopig ook enige kans geweest. Mijn maag keerde om en mijn darmen werden door mijn ziel in houdgreep genomen. Ik kneep m'n ogen dicht en verwachtte een pak rammel dat hard ging aankomen. Maar ze hielden zich gedeisd. Plots hoorde ik geklop van aan de achterkant van het busje. Romano wreef in zijn handen en zei:" Daar zal je onze gast hebben." Ik keek hem nogal doordacht aan en dat ging hem niet zo maar voorbij. Hij trok het busje open en trok de kerel zo goed als zelf het busje mee in. Ik scande de persoon van kop tot teen. Het was een man van rond de veertig, zoals bijna iedereen hier. Hij had donkerbruin haar dat met gel naar achteren gekamd was. Hij had donkerbruine ogen en een kleine neus. Zijn mond was enorm, letterlijk en figuurlijk. Hij gedroeg zich alsof hij de baas was, iets waar Romano duidelijk niet tegen kon. Ook hij sprak Italiaans en was enkel tegen Romano bezig. Tot ongenoegen van de chauffeur. Ik wist dat ze het over mij hadden omdat beide mannen regelmatig naar mij keken. Eenmaal ik dat zelf ook te kennen gaf draaide Romano zich om en gebaarde naar de chauffeur dat hij mijn handen en voeten los mocht maken. Ik kon van blijdschap springen, maar toen ik zag waar die 'gast' mee af kwam had ik liever dat touw. Hij nam een metalen ketting met twee metalen ringen. Eén daarvan maakte hij aan zijn pols vast, de andere aan mijn pols. "Zo, Arno. Hier gaan we afscheid nemen van je. Je gaat mee met deze man en we zien je waarschijnlijk niet meer terug", zei Romano al lachend. Ik kon wel huilen! Ging hij me vermoorden, maar waarom moet hij me dan eerst aan hem vastmaken. "Sta op!" beval de man en ik gehoorzaamde. Ik was net een slaaf van uit het Oude Egypte. Hij blinddoekte me en plakte mijn mond dicht. "Wij gaan eens een wandelingetje maken", zei de man. 'Waarom heb ik daar nu geen zin in?" dacht ik in mezelf. Romano deed het busje open en iemand gaf me een duw. Ik stond blijkbaar al aan de rand van de koffer, want ik donderde naar beneden en viel met m'n smoel op de grond. Ik hoorde iemand smakelijk lachen en ik voelde mezelf huilen. De man riep dat ik moest opstaan en trok aan de ketting. Zo voelde een hond zich dus. Ik herinnerde me plotseling weer de wandelingen met de hond van de buren en mama die me altijd achterna riep dat ik aan de leiband moest trekken als hij te wild werd. Wel, dat deed hij nu. Alleen werd ik niet wild. Waarom zou ik ook, ik kon niets meer doen. Als ik dan toch dood ging, dan liever nu en snel een beetje. Liever dat, dan langzaam liggen kwijnen in een koude, zwarte kelder vol met ratten en andere insecten die zaten te wachten tot ze me konden opvreten. Ik had trouwens al een beet van iets gevonden op mijn arm. Waarschijnlijk in mijn slaap, want ik weet er niets van. Door de blinddoek was het pikkedonker voor mijn ogen en dat deed mijn hart nog sneller gaan dan tevoren. God mag weten waar die Italiaan me naartoe brengt. Misschien was ik op weg naar de bodem van weet ik veel, welk meer. Hij zou er genot in hebben en ik zou kansloos verdrinken, waarschijnlijk zal ik het zelf niet eens direct doorhebben omdat ik niets kan zien. Maar ik kan wel naar boven zwemmen als ik op tijd ben. Maar zou ik op tijd zijn en misschien verwacht hij dat wel en maakt hij het zelf af. Dan eindigde ik alsnog op de bodem van het meer. Alsjeblieft toch!

BeroepsgeheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu