Ik weet niet hoe lang ik van de aarde ben weggeweest, maar het deed geen goed. Ik kwam stilletjes aan terug op de wereld en schudde eens met m'n hoofd zodat ik zeker wist of ik nog leefde of in de hemel was. De kloppende hoofdpijn die ik al had en door het schudden bevestigde dat ik nog leefde. Al wist ik niet of dat goed of slecht was. We zullen maar van het positieve uit gaan zeker. Ik zette me recht, want ik was schuin omgevallen door de klappen die ik te verduren had gekregen. Nadien besefte ik dat ik nog steeds vast zat aan die elektronische kettingen. Ik kreeg flitsen van wat er was gebeurd en dacht aan wat die rotzak zei over Philippe Romano. 'Dat is mijn baas, die komt straks.' Zou hij al geweest zijn, wat zou hij dan gedaan hebben? Een gevoel van angst en verbetenheid omklemde mijn hele lichaam. Ik zat niet alleen echt gevangen in een kelder, maar mijn eigen mentale toestand hield me gevangen in een donker zwart gat vol gedachten. En dat was geen kelder, maar mijn bloed eigen hoofd. Ik probeerde het zweet van mijn voorhoofd te wrijven, maar ik had al snel door dat het geen zweet maar bloed was dat van mijn voorhoofd liep. Ik wist toen al dat ik, als ik hier levend uitkwam en die kans was klein, dat ik me kon verwachten aan een heel lange ziekenhuisopname. De school zal me nog niet snel terug zien. Ik zag weer licht onder de deur en ik zette me schrap voor wie er nu weer binnenkwam. Het was een onbekende man die me al wel iets zei. Het geschoren grijze haar, die snor en die donkerbruine ogen. Ik wist onmiddellijk wie het was, Philippe Romano! Ik was er dus van overtuigd dat ik echt in het hartje van de maffia in België was. Dit was de plaats waar mama naar op zoek was en ik kom hier niets te weten dat haar kan helpen. Eigenlijk, waarom wil ik weer eens iemand anders helpen als ik mezelf nog niet eens kan helpen. Hij pakte de stoel en schoof hem naar voren. Hij zette zich neer en zuchtte diep. Hij keek me aan als een doodgewoon levend projectiel, wel zo goed als levend. Als je me gezien zou hebben leek ik op een dode die zijn eigen moord heeft overleefd. Mijn gezicht bestond niet meer uit huid, maar uit bloed. Mijn lippen waren volledig opgezwollen en mijn armen waren net opengereten. Vol met schrammen, krassen en het pikte ontzettend, maar hoe erg het ook is, ik was het gewoon geworden en moest dus niet meer huilen. Tot de verbazing van die Italianen. Hij grijnsde en wreef over zijn kin. "Wel, naar jou heb ik lang moeten zitten zoeken. En, moest je het nog niet weten, ik hou niet van tijd verspillen." zei hij. Zijn ogen waren bruin, maar er leek wel een rode rand aan te zitten. Zijn pupillen waren beangstigend en van aan de deur was er nog zo'n andere onnozelaar die me in de gaten hield. Telkens als ik met m'n achterwerk schoof zette hij een stap naar voren, na nog geen tien minuten stond hij al zo goed als naast mij. Tot dat Romano gebaarde dat hij terug weg moest, ik denk dat hij antwoorden wou. Zijn Engels was belemmerd en mijn Italiaans is niks. Als ik goedendag kan zeggen is het veel. Hun gebrabbel versta ik al helemaal niet, dus. Dat hij maar vergeet dat ik hem ook maar iets zeg, en als ik het wil dan kan het ik niet uitleggen want zijn Engels is zo slecht dat hij dat van mij nooit zou begrijpen. "Weet je, Arno. In dit verhaal ben ik niet eens de slechte", hij ging verder. "Ik wet hoe ze jou hebben weggehaald bij je moeder, wat niet gemakkelijk moet zijn als je vader je alleen achterlaat met je moeder. Wat was zijn naam ook alweer?" vroeg hij in zijn soort Engels. Ik besloot dan toch maar kort te antwoorden. "Ik ken zijn naam niet, ik weet niets van hem en dat is beter zo", antwoordde ik. "Och jongen, toch. Ben je zo naïef dat je alles gelooft wat ze zeggen. Hoe oud ben je?" vroeg hij. Ik beet op m'n lip, ik hield de lippen stijf op elkaar zodat hij merkte dat ik geen zin had in een gesprek en dus hopelijk weer zou weggaan, maar met dat soort mensen word dat moeilijk. Dat wist ik op voorhand ook wel, maar niets stond me in de weg om het te proberen en waarom zou ik het dan niet proberen? Hij gebaarde naar de man die aan de deur stond dat hij moest komen en de man kwam als een schoothondje naar hem toe gestapt. Romano fluisterde iets in zijn oor en de man knikte. Hij zette een stap dichterbij en gaf me een vuist in mijn maag. Omdat ik het al gewoon was geworden, spuugde ik gewoon. Weer zat er bloed bij en weer omvatte mijn lichaam een gevoel van angst en ongerustheid over mezelf.
JE LEEST
Beroepsgeheim
ActionBeroepsgeheim gaat over een jongen die Arno noemt.Hij is twaalf jaar en is de zoon van een politieagente.Zijn vader is weg van thuis,hij is op een onbekende manier overleden.Zijn moeder is bezig met een onderzoek dat gaat om een crimineel die banden...