Hoofdstuk 6

497 21 10
                                    

De rest van de avond verliep eigenlijk geweldig. Ik had me echt goed geamuseerd, en ik had goed kunnen lachen. Roos en Femke had ik eens goed mijn gedacht willen zeggen, maar zij hadden geprobeerd mij zoveel mogelijk te mijden, wat misschien wel het beste was. Het was heel erg lief wat ze voor me wilden doen, maar ze moesten niet overdrijven. En ik was gewoonweg bang dat ze in de toekomst misschien nog wel verder zouden gaan, wat ik dus niet wilde.

'Ik moet nu echt naar huis,' zei ik tegen Jeroen. Na een paar keer gedanst te hebben, waren we terug aan een tafel gaan zitten. Hij had me een paar keer aangeboden iets te drinken, maar slechts één keer hapte ik toe. Een tweede keer kon ik niet maken, niet tegenover hem, niet tegenover mezelf en ook niet tegenover Lucas. Want ook hij spookte nog steeds heel de tijd door mijn hoofd.

'Ik zal met je meegaan,' stelde hij voor. Ik stond recht en nam mijn spullen.

'Die moeite hoef je echt niet te doen.'

'Het is geen moeite.' Nu stond hij ook recht. Hij kwam naast me staan en boog zich dichter naar me toe. 'Ik doe het graag,' fluisterde hij. Hier moest ik stil om lachen. Hij wist altijd wel iets te zeggen dat me aan het blozen bracht en dat vond hij nu net zo leuk.

Ik keek hem in zijn ogen aan en zag hoe ze glinsterden, ze waren prachtig. Zonder dit te laten merken draaide ik me dan maar om en wrong ik me daar de menigte heen om naar de uitgang te gaan.

Uiteindelijk was ik dan het gebouw uit en meteen voelde ik een koude wind over mijn lichaam gaan, wat al mijn haren overeind deed staan. Het was stikdonker buiten, slechts één lantaarnpaal verlichtte het straat een beetje. Maar zelfs deze was kapot wat de ene keer voor nog minder licht zorgde dan er al was.

Nu draaide ik me om, maar tot mijn grote verbazing zag ik Jeroen nergens. Was hij me dan toch niet achterna gegaan? Dit vond ik eigenlijk heel onverwachts, maar uiteindleijk maakte het toch niets uit, maakte ik mezelf wijs. Ik had hem niet nodig om naar huis te gaan.

Terwijl ik bijna uit mijn vel bibberde, liep ik naar mijn auto. Ik moest de volgende keer echt een warmere vest meenemen. Ik stond aan mijn auto en moest nu nog de sleutel vinden. Nog zoiets dat nooit vanzelf ging.

'Wel, wel, wat doet zo'n meisje hier helemaal alleen?' Ik hoorde de stem steeds dichterbij komen, de voetstappen gaven aan dat er zelfs meerdere personen waren. Ik was er niet zeker van dat ze het tegen mij hadden, maar hoogstwaarschijnlijk wel. Ik besloot om hen gewoon maar te negeren, dat was het beste.

'Ik denk dat je hulp nodig hebt, niet?' Een hand greep plots mijn arm vast en draaide me ruw om. Ik keek een man aan die ongeveer een kop groter dan me was. Hij moest enkele jaren ouder dan me zijn geweest en was redelijk gespierd. Zo te zien had hij te veel gedronken net zoals de vier andere gasten die achter hem stonden.Ik trok me los en draaide me terug naar mijn auto om.

'Het gaat prima.'

Opnieuw werd ik met een snok omgedraaid, maar dit keer werd ik ook tegen mijn auto aangeduwd. Nu begon ik het benauwd te krijgen.

'Als je praat, kijk je iemand recht in de ogen aan,' zei hij met een venijnige stem.

'Laat me los,' vroeg ik. Wat onmiddelijk werd beantwoord met verschillende lachen. De man die me nog steeds tegen de auto hield, kwam nu nog dichter tegen me staan. Er was geen ruimte meer tussen onze lichamen in.

'Waarom zou ik je loslaten, daar ben je veel te lekker voor.' Opnieuw het gelach. Mijn hart ging als een gek tekeer, ik wilde om hulp schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit. En dan nog zou waarschijnlijk niemand me horen, de muziek van binnen stond veel te luid.

Hij bracht zijn hoofd vlak naast het mijne, ik voelde zijn adem in mijn nek. Ik draaide mijn hoofd weg, maar dat werd nu ook in een greep vastgehouden. Met zijn lichaam hield hij me tegen de auto gepind waardoor hij zijn twee handen vrij had.

'Laat me los!' zei ik nu vele luider, terwijl ik mijn armen tussen ons beide probeerde in te krijgen, maar het deed hem niets, hij verplaatste geen centimeter. En vanaf hij de eerste kus in mijn nek plantte werd ik helemaal hysterisch. Luid begon ik te roepen, maar zoals ik al verwachtte reageerde niemand. Ik werd doodsbang, wat zouden ze met me doen?

Eén hand van hem zakte nu lager totaan mijn billen waar hij deze dan uiteindelijk liet rusten. Ook zijn gekus hield niet op. Hij had heel mijn nek al gehad en kwam steeds dichter bij mijn mond. Verzetten ging niet echt, maar wel bleef ik het uitroepen.

Het volgende moment voelde ik hoe hij van me werd weggerukt waarna ik meteen een misselijkmakend geluid hoorde. Het leek wel of er iets brak. En toen zag ik het ook. Het bloed spoot uit zijn neus waarna hij op de grond terecht kwam. Meteen ging iemand op hem zitten en verkocht hem nog meer dreunen. De ene na de andere klap werd uitgedeeld. Pas dan zag ik dat het Jeroen was die dit deed. Hij was het geweest die me had geholpen. Ik was te hard aangegrepen door de gebeurtenissen die zich zonet hadden afgespeeld dat dit eigenlijk nog niet volledig tot me doordrong. Maar vanaf ik nog gekraak hoorde wist ik dat ik moest ingrijpen.

Ik liep naar ze toe en zag hoe Jeroen bleef door timmeren op zijn gezicht. Wat de man had gedaan ging niet door de beugel, maar ik had het gevoel dat Jeroen overdreef en dat hij misschien wel te ver zou gaan. Ik ging achter hem staan, sloeg men armen rond zijn middel en probeerde hem van de man af te trekken. Ik had gehoopt op hulp van de vier andere gasten, maar deze waren al gevlucht vanaf ze vonden dat het wat te gevaarlijk werd voor hen.

'Jeroen, hou op!' riep ik. Hij wilde niet luisteren.

'Jeroen!' schreeuwde ik. Het volgende moment werd het rustig. Hij hief zijn hoofd op, maar keek me nog steeds niet aan. Pas vanaf hij was opgestaan richtte hij zich tot mij. De man waar hij zonet nog op lag, bleef roerloos liggen.

'Is alles goed met je?' vroeg hij bezorgd. Ik kon eerst niet antwoorden. Niet toen ik hem zo zag. Zijn handen zaten onder het bloed. De man op de grond zag er verschrikkelijk uit. Heel zijn gezicht zag rood en dat had Jeroen gedaan.

'Olivia, antwoord!' Hij wilde me vastgrijpen, maar ik deed een paar passen achteruit.

'Wat heb je gedaan?' vroeg ik verbouwereerd.

'Ik heb je geholpen, deze man deed je pijn.' Nog steeds wilde hij me vastnemen, maar ik liet het hem niet toe.

'Wie zegt dat hij nog leeft?' riep ik uit.

'Natuurlijk leeft hij nog.'

'Je kon niet stoppen,' onderbrak ik hem. 'Als ik je niet tegenhield, had je niet kunnen stoppen.' Er begonnen een paar tranen over mijn gezicht te lopen.

'Dat is niet waar, ik wilde je alleen maar helpen.'

'En wie gaat deze man helpen?'

'Olivia, luister naar me. Zijn vrienden zullen zo dadelijk hier wel terug staan. En trouwens, hij verdiende dit. Hij deed jou toch ook pijn.' Dit had hij als een vraag gesteld, maar daarop kon ik niet antwoorden, ik wilde alleen maar naar huis gaan.

Zonder nog iets te zeggen draaide ik me om en liep ik naar mijn auto. Ik probeerde zo snel mogelijk in te stappen en door te rijden. Nog één keer had ik naar Jeroen gekeken. Gepijnigd keek hij me aan, hij smeekte zowat om mijn auto te stoppen, maar ik moest doorgaan. Ik drukte mijn gas in en reed weg. Weg van de parking, weg van de man die me had aangevallen en weg van Jeroen waar ik dit moment me ook niet meer zo veilig bij voelde.

Verkeerde liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu