Verwarring

180 12 1
                                    

(Hoi iedereen! Een heel gelukkig nieuwjaar, maak er wat leuks van! Hebben jullie ook allemaal de allereerste aflvering van Sherlock gezien? Wat vonden jullie ervan? Ik vond het geweldig! Nou ja, behalve dat Mary sterft... Maar in dit verhaal sterft ze niet. Mary en John hebben in dit verhaal NOG geen baby en Mary is ook nog niet zwanger enzo. Nou, dat was dat. Dan gaan we nu beginnen met het verhaal...) 

(Emily's POV)

Ik opende mijn ogen en gaapte meteen. Ik had helemaal niet zo goed geslapen. Ik ging rechtop zitten en kon vanuit hier naar buiten kijken, door het raam. De straten waren bedekt met een dun laagje sneeuw en het sneeuwde nog steeds een beetje. Meteen had ik wat meer zin in de dag. Ik vond sneeuw altijd zo mooi. Ik stond op en liep naar de keuken. Meteen zette ik thee, dat dronk ik altijd 's ochtends. Terwijl ik dat deed, dacht ik na over de zaak. Ik zette alles even op een rijtje: Paul Johnson, een rijk zakenman, is vermoord. De moordenaar kwam op een misterieuze wijze binnen. Even later, is zijn vriend ook nog eens vermoord. De moordenaar kwam op dezelfde, misterieuze wijze binnen. Geen gebroken ramen, geen gerommel met het slot van de deur. Hoe dan? Ik ging op de bank zitten en zette de tv aan. Ik zapte een beetje, maar er was niks leuks op. Ik bleef dan ook maar denken aan de zaak. Ik was benieuwd of Sherlock al meer wist. De fluitketel ging, het water was warm. Ik liep er naartoe en schonk mijn thee in een mok. Ik wilde net weer op de bank gaan zitten, tot ik iets hoorde. Ik hoorde Sherlock viool spelen. Ik wist dat het geen goed teken was, hij speelde altijd viool als hij ergens niet uit kwam. Toch waren het lange, mooie noten. Ik bleef staan. Ik sluitte mijn ogen en luisterde naar het prachtige geluid van de viool. Zo bleef ik dan een tijdje luisteren, totdat ik voetstappen op de trap hoorde. Blijkbaar hoorde Sherlock het ook, want hij stopte met spelen. Ik hoorde iemand op Sherlock's deur kloppen. Zijn deur ging open. Ik kon niet heel goed horen wat er gebeurde. Maar ik herkende John's stem wel. 'Dus je hebt een zaak?' hoorde ik John zeggen. De deur ging dicht en ik hoorde niks meer. Snel dronk ik mijn thee op. Ik had zin om weer op pad te gaan, de moord te onderzoeken, met Sherlock en John. Ik liep naar mijn slaapkamer om me om te kleden. Daarna poetste ik mijn tanden en deed wat make-up op. Nooit zoveel. Ik liep terug naar de keuken en pakte een banaan, die ik meteen op had. Ik pakte mijn jas, omdat ik verwachte dan we naar buiten gingen, en liep de deur uit. De deur deed ik op slot. Ik zette een stap in de richting van 221B, en haalde diep adem. Het was tamelijk stil. Ik hoorde niet veel gepraat, het enige wat ik hoorde, was soms de stem van John: 'Sherlock...' ik kon niet goed horen wat hij zei. Ik klopte aan.

Toen ik aan klopte, stopte John met praten, Sherlock zuchtte diep, dat kon ik nog horen. Ik hoorde voetstappen in de richting van de deur. Snel bedacht ik nog even wat ik wilde zeggen. Maar de deur ging al open. Tot mijn verbazing, was het John. Niet Sherlock. Waarschijnlijk was Sherlock te lui om op te staan. 'Oh, goedemorgen!' zei John met een glimlach. 'Goedemorgen.' zei ik terug, ik liep de kamer in. Het was rommeliger dan ooit. Alles lag overhoop, stukken krant lagen op de grond, het vloerkleed lag scheef, er lagen allemaal foto's op het bureau. John zag waarschijnlijk aan mijn gezicht dat ik vond dat het rommelig was, want hij zei: 'Sherlock wil niet opruimen...' hij keek naar de bank, waar Sherlock opgekruld op lag. Met zijn rug naar ons toe. 'Oh... Wat is er met hem?' vroeg ik aan John. 'Ik denk dat hij de hele nacht niet heeft geslapen, bezig met de zaak.' zei John. Hij zei het alsof hij het over een kind had. 'En... slaapt hij nu...?' vroeg ik. Voordat John antwoord kon geven, riep Sherlock: 'Nee!' John zuchtte diep en ging op zijn stoel zitten. Sherlock bleef nog steeds in dezelfde, opgekrulde houding, op de bank liggen. Ik legde mijn jas op de bureaustoel en keek wat er allemaal op het bureau zelf lag. Terwijl ik dat deed, vroeg ik aan John: 'Ben je al op de hoogte van de zaak?' 'Een beetje. Een vermoorde man en... zijn vriend is ook vermoord...' zei hij twijfelachtig. 'Ja, klopt.' zei ik. Ik zag op het bureau een foto liggen van Henry, de vriend, die nu ook dood was. 'Henry...' zei ik zacht. 'Sorry?' zei John. 'Nee... laat maar.' zei ik. Ik keek naar de andere foto's die op het bureau lagen. Het waren allemaal foto's van mannen rond de 50, iets ouder. Waarschijnlijk waren dit alle vrienden van Paul Johnson. Een foto viel mij op. Het was een foto van een jongen van 20, de jongen leek heel erg op Paul. Eronder stond: Dan Johnson. Dit was de zoon van Paul. Wat zou hij verdrietig zijn... Ik vroeg me af waarom al deze foto's er lagen. 'Sherlock...?' zei ik. Ik verwachtte dat Sherlock me zou negeren, en gewoon bleef liggen. Maar dat deed hij niet, hij stond op en liep naar me toe. Voor een nacht niet slapen was hij nog best fit. 'Dit... Zijn alle mensen die Paul Johnson kende, nou ja... Alle... Echt goede kennisen, vrienden. Deze mensen worden vanmiddag allemaal op het politiebureau overhoord.' zei hij. 'Allemaal?' vroeg ik een beetje geschrokken. 'Ja... We kunnen niks anders doen, we hebben geen andere aanwijzingen. Ik denk dat de moordenaar van Paul en Henry, en kennis of vriend was.' zei Sherlock. Ik dacht na... Hij had gelijk, dat moest wel zo zijn. Ik bedoel... waarom zou je twee rijke mensen vermoorden, en vervolgens niks stelen? Het zou een vriend of kennis kunnen zijn. Dat hij of zij ze misschien vermoord... uit wraak? 'Dus we gaan vanmiddag met z'n drieën naar het bureau?' vroeg ik. 'Ja, tuurlijk.' zei Sherlock. 'Oké... Weet je nog meer dingen... of is dit het enige?' vroeg ik, ik zei het alsof ik teleurgesteld was in hetgene wat Sherlock dacht. Hij keek me een beetje geïrriteerd aan. 'Nou...' begon Sherlock 'Toen wij gisteren in Henry's huis waren, vond jij zijn lijk door een bloedspoor op de grond...' 'Ja...' zei ik afwachtend. 'Dat bloed...' zei Sherlock weer, 'heb ik hier...' zei Sherlock terwijl hij naar de keukentafel liep en een plastic zakje omhoog hield, 'ik heb het onderzocht... en het blijkt... dat dit bloed, wat wij gisteren in het huis van Henry vonden... overeenkomt met het bloed van Paul Johnson.' zei Sherlock. Ik begreep er helemaal niks meer van. Paul Johnson was dood. En toch lag zijn bloed in het huis van Henry, die later dood ging dan Paul zelf. Hoe kan dat? 'Maar...' zei John onbegrijpelijk. Sherlock gooide het zakje met een paar druppels bloed weer terug op de keukentafel en ging weer op de bank liggen. Ik en John keken elkaar niet-begrijpend aan. 'Hoe kan dat?' vroeg ik. Ik kreeg geen antwoord, niemand wist het. 'Dus...' zei John 'Paul Johnson heeft Henry, zijn eigen vriend vermoord?' vroeg John. 'Nee tuurlijk niet! Paul Johnson ging eerder dood dan Henry! Dan kan hij toch niet 'opgestaan zijn uit de dood' en Henry hebben vermoord?!' zei Sherlock boos. John zuchtte. 'Als we dit nou gewoon even vergeten, en nu gewoon naar het politiebureau gaan, om alle kennisen van Paul Johnson te overhoren. Misschien weten zij wat...' zei ik. Niemand zei wat terug, na 5 seconden stond Sherlock boos op en liep naar zijn slaapkamer, ik denk dat hij zich om ging kleden. Toen hij de deur achter zich had gesloten, zei ik: 'Is hij altijd zo boos als hij een zaak niet kan oplossen?' ik keek John aan. 'Ja... Altijd.' zei John. 

A Sherlock Story - Dutch BookWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu