'Moriarty, op het dak.'

140 9 6
                                    

Emily's POV:

Wanneer ik mijn ogen opende was alles nog vrij wazig. Het licht blokkeerde mijn zicht. Na een paar keer knipperen werd alles helder. Ik keek verward in het rond en zag dat ik, tot mijn verbazing, buiten was, vastgebonden aan een stoel. Gek genoeg, bevond ik me op het dak van een gebouw. De touwen zaten strak om mijn voeten en handen heen. Ook om mijn mond was duct tape gewikkeld. Ik kon me niks meer herinneren, hoe kwam ik hier? Wat is er gebeurd? Ik keek naar mijn arm en zag dat er een kleine pleister op zat. Hopeloos probeerde ik om hulp te roepen, maar de duct tape was te sterk. Ik voelde ook geen telefoon meer in mijn broekzak, was die gestolen? Plotseling hoorde ik een deur achter me sluiten en voetstappen op me af komen. Ik kon me niet omdraaien, dus ik wist niet wie het was. 'Zit je lekker?!' riep de - op mij aflopende - man. Ik zuchtte zenuwachtig en probeerde te kijken wie het was. 'Oh ja, duct tape om je mond. Sorry daarvoor.' zei de man terwijl hij dichterbij kwam. Ik staarde nieuwsgierig voor me uit, afvragend wie het was. De man kwam voor me staan en rukte in een keer de duct tape van me af. Ik probeerde geen kreet te slaken van de pijn. 'Beter?' zei de man terwijl hij me sarcastisch glimlachend aankeek. Ik had geen idee wie het was, al moet ik wel zeggen dat ik hem ergens van herkende. 'Wie ben je?' vroeg ik bruut. De man keek me iewat teleurgesteld aan en zei: 'Jammer, ik had gehoopt dat je me nog zou herkennen.' Ik fronste en begon na te denken waarvan ik hem zou kunnen kennen. Maar ik kwam er niet op. De man keek me hoopvol en, maar zag daarna mijn niet-begrijpende blik en zuchtte. 'Ik zal je een tip geven...' zei hij, 'drugs..' met een opgewonden ondertoon staarde hij me aan. Ik keek hem goed aan, en toen herinnerde ik het me. Aan zijn blik kon ik zien dat hij wist dat ik het me herinnerde. Hij glimlachte verdacht en zei: 'Het is niet iets wat je makkelijk vergeet, hè?' Ik probeerde hem niet aan te kijken. 'Maak me los.' beval ik toen. Even aarzelde de man. Toen graaide hij opeens in de binnenzak van zijn jas en pakte er een klein, scherp zakmes uit. Hij gooide het tussen mijn voeten en liep naar de rand van het dak, wachtend tot ik mezelf losmaakte. Met moeite probeerde ik het mes op te pakken met mijn voeten, na even proberen lukte het. Ik pakte het over met mijn handen en begon, met ingewikkelde bewegingen, de touwen door te snijden. 

John's POV:

Ik had Lestrade gebeld en hem geïnformeerd met alles wat wij tot nu toe wisten. Hij wilde wel komen, maar weigerde een zoektocht te beginnen, we hadden nog niet genoeg bewijs voor een verdwijning. Binnen enkele minuten klopte Lestrade al aan op onze deur. Sherlock deed hem met een ruk open en stapte uit de deuropening. Al snel teleurgesteld, omdat hij meer man verwachtte, keek hij in het rond. 'Waar is de rest?' vroeg hij. Lestrade keek hem hoofdschuddend aan. 'Het is een beetje overdreven om met meer te komen. Laten we beginnen bij haar kamer doorzoeken naar aanwijzingen.' zei Lestrade. Ik liep nu ook in de richting van Lestrade en Sherlock. 'Iemand een sleutel van haar deur?' vroeg ik, waarop Sherlock abrupt antwoordde: 'Nee, we trappen haar deur wel in.' Ik en Lestrade keken elkaar verschrikt aan waarna ik Sherlock tegenhield en zei: 'Of.. We vragen om een reservesleutel aan Mevrouw Hudson.' Ik keek Sherlock aan alsof hij een klein, ondeugend kind was. Lestrade knikte hierop bevestigend en liep meteen naar beneden.
Na enkele seconden kwam hij naar boven met een sleutel in zijn hand, Mevrouw Hudson liep achter hem aan. 'Ja, geef.' zei Sherlock bevelend terwijl hij de sleutel van Lestrade afpakte en hem in het slot stak. Afwachtend keken we met z'n vieren naar de deur. Hij ging al snel open en Sherlock liep als eerste naar binnen, langzaam volgde de rest. Vluchtig keken we in het rond. Als eerste viel Sherlock de krant met bloed op. Lestrade en Mevrouw Hudson keken nog zoekend in het rond. Ik keek met Sherlock mee. 'Dat is de krant die Frank bij zich had..' mompelde ik. Sherlock vouwde hem open en bestudeerde de bloedvlekken. Zijn ogen flitsten heen en weer. 'Waarom zou ze die meenemen?' vroeg ik. 'Stil. Ik kan me niet concentreren als je praat.' zei Sherlock venijnig. Beledigd, maar toch gewend aan zijn opmerkingen liep ik weg, op zoek naar andere aanwijzingen van een verdwijning. Lestrade pakte een beeldje op en bekeek het stof erop, als een zogenaamde professional. Mevrouw Hudson en ik keken samen in het rond. Opeens slaakte Sherlock een luide kreet. Lestrade schrok en lied het beeldje uit zijn hand vallen, het brak op de grond. 'Wat?!' vroeg Mevrouw Hudson geschrokken. 'Kijk naar de bloedvlekken.' zei Sherlock terwijl hij mij de krant overhandigde en de kamer uitliep. 'Wat...? Wat is daarmee?' vroeg Lestrade niet-begrijpend. Sherlock kwam de kamer weer binnen en keek ons ongerust aan. Nu pas zag ik dat de bloedvlekken een woord, of eerder een naam, vormden. 'Emily.' mompelde Lestrade. 'De vlekken vormen woorden.' zei Mevrouw Hudson. Sherlock knikte geïrriteerd. 'Wat betekend dit? Frank kende Emily?' vroeg ik bezorgd. 'Hij kwam ons waarschuwen...' zei Sherlock, 'Frank wist dat Emily in gevaar was en wilde dat vertellen, maar iemand had hem door en schoot hem van tevoren neer.' Sherlock praatte heel snel en onduidelijk. Ik keek Lestrade en Mevrouw Hudson verwonderd aan en legde de krant op tafel. 'We moeten Emily vinden, zo snel mogelijk.'

Emily's POV:

Ik zat naast de man op de rand van het dak en staarde verward voor me uit. 'Waarom liep je niet gewoon naar Baker Street om me daar te spreken, in plaats van dit..?' vroeg ik geïrriteerd. De man lachte hoofdschuddend en keek voor zich uit. Ik had een hekel aan hem. 'Niet mijn stijl.' zei hij ijdel. Ik keek hem geërgerd aan en stopte mijn, nog pijnlijke, handen in mijn zakken. 'Oké... waarom wil je me spreken?' vroeg ik nieuwsgierig, waarop hij meteen antwoordde: 'Nou... ik mis je.' zei hij met een rare ondertoon. Ik rolde mijn ogen en haalde mijn hand door m'n haar. 'Heel geloofwaardig.' zei ik sarcastisch. De man keek me zogenaamd teleurgesteld aan. 'Je bent boos op me.' zei hij glimlachend, alsof hij er trots op was. Ik ergerde me enorm aan zijn stem. 'Natuurlijk ben ik boos op je! Je bent verantwoordelijk voor de moord van Frank. Waar slaat het op om hem te vermoorden?' vroeg ik boos. 'Goede reden om boos te zijn. Maar ik was het niet.' zei hij snel. Ik keek hem dreigend aan terwijl ik opstond en in de richting van de deur van het dak liep. De man volgde me en zei: 'Oké, ik geef het toe. Een van mijn mannen heeft hem vermoord, Frank wist te veel.' Ik draaide me om en liep op hem af. Hij stak zijn handen in zijn zakken alsof het hem niet uitmaakte. 'Oh, 'huur' je tegenwoordig mensen in, net zoals vroeger?' vroeg ik bazig. 'Precies, ik heb niet graag bloed op mijn handen.' zei hij zeurend. Ik keek hem vol haat aan en liep langzaam op hem af, na alles wat ik met hem had meegemaakt was ik niet meer bang. Maar overduidelijk vond hij mij niet dreigend genoeg overkomen, ook hij begon naar me toe te lopen. Wanneer we vlak voor elkaar stonden, stopte ik. Een lange stilte volgde, het enige wat ik hoorde was mijn eigen adem. 'Ik haat je.' snauwde ik plots.' Mijn hart klopte hard in mijn keel van uit woede. De man keek me flauw aan en zei: 'Hoezo? Ik ben geweldig.' hij zei het op een manier alsof hij het oprecht meende. Ik probeerde geen emotie te tonen en vroeg: 'Wat wil je?' Hij lachte gemeen en bekeek mijn gezicht. Het duurde even tot hij antwoord gaf. Daarna kwam het meest onverwachte antwoord zijn mond uit: 'Jou.' fluisterde hij in mijn oor. Ik keek hem even verbaasd aan, maar draaide me toen vluchtig om. Met grote passen liep ik in de richting van de deur. 'Doe de groeten aan Sherlock.' riep hij me na. Voor een seconde wilde ik me omdraaien, vragen hoe hij wist dat ik en Sherlock elkaar kenden, vragen hoe hij wist waar ik was. Ik had zoveel onbeantwoorde vragen in mijn hoofd, het stikte ervan. Maar ik besloot me niet om te draaien, maar stapvoets door te lopen. Ik opende de deur en deed hem met een klap dicht, zonder om te kijken. 

Haastig rende ik de trap af, het gebouw uit, op weg naar 221 Baker Street. Op een een of andere manier miste ik Sherlock. We hadden het nog steeds niet gehad over onze zoen. Ook al verheugde ik me totaal niet op dat gesprek. Net wanneer ik de deur van het gebouw uitliep, botste ik tegen iemand op. Gek genoeg, was het Sherlock. 'Emily?' zei Sherlock verbaasd. Ik keek hem liefdevol aan. Nooit gedacht dat ik me zo opgelucht zou voelen hem te zien. Toch besloot ik alles wat er net was gebeurd samen te vatten en zei: 'Moriarty, op het dak.' 

A Sherlock Story - Dutch BookWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu