Een gevecht

174 10 1
                                    

(Emily's POV)

Na een paar minuten kwam Sherlock terug uit zijn slaapkamer, hij had zich omgekleed. Zoals altijd droeg hij een witte bloes met een zwart jasje. Hij keek een beetje bezorgd, of gestresd. Waarschijnlijk door deze ingewikkelde zaak. Ik begreep het zelf ook niet. Het bloed van Paul was gevonden in Henry's huis, terwijl Paul al dood was? Hoe kan dat nou? Sherlock ging op zijn stoel zitten, tegenover John. Ik zat nog steeds aan het bureau, ik bekeek de foto's van de mensen die dadelijk overhoord worden. 'Wanneer worden ze overhoord?' vroeg ik. Sherlock was zo te zien diep in gedachten verzonken, want hij keek een beetje verschrikt op toen ik het vroeg. 'Sorry, wat?' zei hij. 'Wanneer worden deze mensen overhoord?' vroeg ik nogmaals terwijl ik naar de foto's op het bureau wees. 'Geen idee... Gray zal wel bellen als het zover is.' zei hij. Ik had niet door dat hij de verkeerde naam noemde, dus ik knikte gewoon. Kennelijk had John het wel door, want hij keek op en zei: 'Greg.' Sherlock keek hem verward aan, maar deed alsof het niks was. 'Greg...' herhaalde Sherlock. Er heerste een stilte, dat was dan maar afwachten... Ik had dan wel vrij vandaag, maar ik ging wel gewoon mee naar de overhoringen, met Sherlock en John. Eigenlijk is het best raar, ik werk bij het politiebureau, maar toch voelt het alsof ik bij Sherlock in dienst ben, ookal zijn we nog niet eens zo lang bezig met deze zaak. Ik keek nog eens naar alle foto's die op het bureau lagen. Het waren er 5. Onder elke foto stond een naam. Ik pakte een willekeurige foto en bekeek. Het was een man rond de 50. Zo te zien was dit een pasfoto, alleen zijn hoofd stond erop en hij keek een beetje nors. Onder de foto stond: Patrick Turner. Ik legde de foto terug op de tafel. Ik pakte nog een andere, willekeurige foto. Het was de foto van de zoon van Paul Johnson, Dan Johnson. Op de foto had hij een honkbalknuppel in zijn ene hand, in zijn andere hand een honkbal. Weer pakte ik een andere foto. Het was een man rond de 40. Deze man stond tegen een boom aan te leunen, met een grote vis in zijn hand. Gewoon een normale foto. Eronder stond: Jeffrey Robertson. Net toen ik een andere foto wilde pakken, voelde ik mijn telefoon in mijn zak trillen. Ik werd gebeld. Ik pakte mijn telefoon uit mijn zak en keek erop. Op mijn scherm zag ik 'Greg Lestrade' staan. Waarschijnlijk konden de overhoringen beginnen. Ik nam op en zei: 'Met Emily.' John hoorde me en keek op. 'Hoi Emily, met Greg. De overhoringen worden verzet, er is iets tussen gekomen, iets wat jij en Sherlock wel willen weten...' zei hij door de telefoon. 'En John.' voegde ik eraan toe. John keek me niet-begrijpend aan. 'Ja, en John. Komen jullie? Het adres is Cromwell Road 4.' zei Lestrade. Ik wilde heel graag weten wat er aan de hand was, dus ik zei: 'Wat is er dan gebeurd?' Nu keek Sherlock ook op. 'Geen tijd, dat zien jullie dan wel.' zei Lestrade. 'Oh, tot zo.' zei ik. Ik hing op en stopte mijn telefoon terug in mijn broekzak. Ik stond op. Sherlock en John keken me afvragend aan. 'Wa-' Sherlock wilde vragen wat er aan de hand was, maar ik was hem voor: 'Weet ik niet, dat zien we dan wel.' zei ik terwijl ik naar de kapstok liep om mijn jas te pakken. 'Oké, we gaan.' zei John. Hij en Sherlock stonden op en trokken hun jassen aan. We liepen met z'n drieën de trap af, naar buiten. Zoals altijd, als we buiten waren, deed Sherlock de grote, zwarte kraag van zijn jas omhoog. Terwijl John zijn hand opstak naar een voorbijrijdende taxi, zei ik tegen Sherlock: 'Nee, nee niet deze keer.' ik schudde mijn hoofd terwijl ik het zei. Sherlock begreep me niet en zei: 'Wat bedoel je?' Ik zuchtte diep. 'Altijd als we buiten zijn, steek je je kraag weer 'cool' op, jeweetwel.' zei ik. 'Dat doe ik nooit.' zei Sherlock tegensprekend. 'Echt wel.' zei ik zelfverzekerd terug. 'Niet.' zei Sherlock. Ik besloot geen discusssie aan te gaan die nergens over ging, dus ik hield mijn mond. John draaide naar ons om en gebaarde dat we in de stilstaande taxi konden stappen. We stapten in. Ik zei tegen de chauffeur: 'Cromwell Road...' ik wist het nummer niet meer... '...4' Sherlock maakte mijn zin af.

Na een paar minuten stond de taxi stil voor een niet al te groot, leuk huisje. Ernaast stond een garagedeur open, het was afgezet met een rood/wit lint. We stapten uit met allemaal dezelfde blik op ons gezicht. We wisten allemaal niet wat er aan de hand was. We liepen naar het rode lint, John duwde het omhoog, zodat we er allemaal onderdoor konden. We stonden nu in een grote garage, de garage van dit huis. Er liepen behoorlijk veel mannen in een beschermend pak dingen te onderzoeken. Er stond een zwarte, kleine auto in de garage. Overal aan de muur hingen kleine, houten plankjes met gereedschap, verpotten en dat soort dingen erop. Het gene wat het meest opviel, was een plas bloed die op de grond, naast de auto lag, het was best veel bloed. Ik trok een vies gezicht. Lestrade kwam naar ons toe. 'Fijn dat jullie er zijn.' zei hij. John knikte vriendelijk, terwijl ik afwachtend naar Lestrade keek, ik wilde weten wat er was gebeurd. Sherlock negeerde Lestrade en keek de garage goed rond. 'Ongeveer een half uur geleden, heeft hier een gevecht plaats gevonden.' zei hij. 'Een behoorlijk gevecht...' zei ik terwijl ik naar de plas bloed keek. 'Ja...' zei Lestrade, hij volgde mijn blik. 'Dit...' zei Lestrade, 'is het huis van een andere vriend van Paul Johnson, Jeffrey Robertson.' Ik herkende de naam, het was de naam van een van de foto's die op het bureau lagen. De man, met de vis in zijn hand op de foto. 'Jullie mogen hem ondervragen als jullie willen.' zei Lestrade, 'Als je deze deur in gaat, is het de eerste deur aan je linkerkant.' Lestrade wees naar een deur in de garage. 'Oké, dankje.' zei John. Sherlock had de hele tijd nog niks gezegd, hij was waarschijnlijk aan het denken ofzo. We liepen naar de deur, ik deed hem open. Deze deur leidde naar het huis. We kwamen in een korte gang, er waren een paar deuren. We namen, zoals Lestrade had gezegd, de eerste deur aan onze linkerkant. Ik liep voorop, dus weer deed ik hem open. We kwamen in een rode, schone keuken. Er zat een man aan de keukentafel, met zijn rug naar ons toe, en er stonden een paar agenten met hem te praten. 'Ik... ik probeerde mezelf gewoon te verdedigen...' zei de man die aan tafel zat. Hij keek om toen wij binnenkwamen, ik herkende hem, dit was dus Jeffrey Robertson. Blijkbaak was de foto die ik van hem had gezien langer geleden genomen, want hij was nu een paar jaar ouder. 'Wat moeten jullie?' vroeg Jeffrey een beetje onbeleefd. 'Ehm... We willen weten wat er is gebeurt.' zei ik. 'Vertel ons elk detail.' zei Sherlock. Eindelijk zei hij wat. De man keek ons vol afschuw aan. 'Vertel maar gewoon.' zei een van de politiemannen in de kamer. 'Oké...' zei Jeffrey, 'Nou, ik wilde net weggaan. Boodschappen doen. Dus, ik deed de autodeur open en... BAM! Daar stond ie, hij was helemaal in het zwart gekleed, ook had hij een bivakmuts op. Hij had een knuppel in zijn hand en, hij wilde me slaan. Ik was zo bang... Maar ik bleef sterk! Dus ik zei tegen mezelf: 'Stay Strong, je kan vechten. Ik heb dus 8 jaar op kickboksen gezet en...-' Sherlock onderbrak hem: 'Meneer Robertson, vertel ons meer over de zaak.' Jeffrey knikte en ging door: 'Nou, ik sloeg de knuppel zo hard als ik kon uit zijn handen. En dat lukte. Toen sloeg hij me in mijn gezicht, en ja... zo ging het even door, totdat...' we keken hem afwachtend aan, 'ik pakte een zaag uit mijn gereedschapskist en... ik sloeg hem. KEIHARD!' iedereen schrok toen hij dat zei, 'in zijn buik, en toen rende hij weg... Watje.' zijn verhaal was af. Maar we waren er niet veel wijzer uit geworden. Waarom zou een man hem aanvallen? 'Dus die plas bloed... die in de garage ligt, is van de man die u aanviel?' vroeg John. 'Geen nutteloze vragen stellen.' zei Sherlock. 'Maar... dan kunnen we toch gewoon dat bloed onderzoeken en kijken van wie het is?' vroeg John. 'Dat hebben we al gedaan, meneer.' zei een van de politieagenten. 'En?' zei ik. 'Dat bloed... komt overeen met het bloed van Paul Johnson.' zei de agent. Sherlock en ik keken elkaar aan. 'Maar...' zei John. 'Ik verheug me nu al op de overhoring, laten we gaan.' zei Sherlock.

(Dat was het alweer voor dit hoofdstuk! Ik hoop dat jullie het leuk vinden! In het volgende hoofdstuk of het hoofdstuk daarna kom je erachter wie het gedaan heeft...)

A Sherlock Story - Dutch BookWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu