Angst

606 30 1
                                    

Samen met de overstappers en degene die geboren zijn in Onverschrokkenheid zitten we in één ruimte. We wachten totdat Four ons roept. Dan moeten we met hem mee een kamertje in. Alles gebeurt één voor één en ik houd bij hoe lang iedereen daar zit. Het is heel uiteenlopend. De een zit er tien minuten, de ander vijftien, en weer een ander acht. Ik probeer heel hard om niet te denken aan wat er vannacht gebeurd is.

Edward en Myra hebben opgegeven en ze zijn weggegaan. Daardoor hoefde er nog maar één weg en is degene die net aan onder de rode streep stond nog hier. Ik werp een blik op Peter, die naar de grond staart. Hij ziet er niet echt goed uit. Ik doe mijn best om te geloven dat hij en Drew niks met Edward's ongeluk te maken hebben, maar er is niemand die dat bewijst. Peter ontwijkt mijn blikken al de hele dag.

'Abby Cartwright,' zegt Four. Rose, Austin en Randy kijken me aan en knikken me bemoedigend toe. Met dichtgeknepen keel sta ik op en loop ik naar Four's kamertje, waar Molly net helemaal overstuur uitkomt. Als Molly al zo doet.. wat zal er dan met mij gebeuren?! 'Ga zitten,' zegt Four als ik binnen ben. Ik ga op de stoel zitten. Four sluit me aan draden aan en pakt een naald.

'Ik ga straks een serum inspuiten waardoor je in een simulatie raakt. Je zult daar één of meerdere angsten onder ogen komen die je moet proberen te temmen. Je zult niet weten dat je in een simulatie zit. Ik kan met je meekijken, dus als ik zie dat het niet meer gaat, zal ik de simulatie stoppen. Oké?' Ik kan niks zeggen, dus ik knik alleen. 'Oké,' zegt Four. Hij strijkt wat haar uit mijn nek weg en spuit het serum in.

'Veel succes.' Ik doe mijn ogen dicht en voel mezelf wegzakken in de leegte.

Als ik mijn ogen opendoe, zie ik dat ik op het grasveldje zit die vlakbij mijn huis is. De zon schijnt en het gras ziet er prachtig uit. Ik buk en raak het even aan. Ik heb nog nooit zo'n mooie kleur groen gezien. Het is echt fascinerend. De zon verwarmd mijn huid en ik voel me prettig. Het voelt alsof ik gelukkig ben.

Gezoem, overal gezoem. Ik kijk om me heen en zie een zwerm bijen en wespen op me afkomen. Totaal in paniek draai ik me om, maar ze komen van alle kanten op me afgevlogen. Help! Ik moet weg! Snel naar huis, waar ze me niks kunnen maken. Maar al snel ben ik helemaal omsingeld. Het gezoem dreunt door in mijn hoofd en het wordt steeds erger.

Ik moet rustig blijven. Als ik niet rustig blijf, dan word ik gestoken. En als ik gestoken word.. Ik voel een rilling door mijn lijf gaan. Ik ben allergisch voor wespensteken. Vroeger, toen ik nog klein was, werd ik een keer gestoken door een wesp. In mijn been. Mijn hele been begon te stuiptrekken en de pijn was zo hevig dat ik bijna flauwviel. Mijn hele been zwol op. Gelukkig was mijn moeder erbij en heeft ze me naar het ziekenhuis gebracht.

Maar nu is mijn moeder er niet. Nu ben ik helemaal alleen met die akelige bijen en wespen. Als ze steeds dichter op me afkomen, raak ik in paniek. Mijn hartslag versneld als alle bijen in wespen veranderen en om mijn oren zoemen. Éen wesp gaat op mijn neus zitten en hij kijkt me aan. Dan sla ik hem weg en begin ik te rennen. 'Mama!' gil ik. 'Mam!' Maar de wespen komen achter me aan. Ik voel een heftige steek in mijn rug, gevolgd door steken overal.

Ik zak in elkaar en probeer nog wat wespen weg te slaan, maar ze worden steeds bozer en ik word steeds vaker gestoken. Ik gil het uit van de pijn. Mijn hele lichaam begint te stuiptrekken en ik voel hoe alles opzwelt. Het doet zoveel pijn dat ik van ellende begin te huilen. Ik kan niet meer bewegen, maar ik word steeds vaker gestoken. Ik gil totdat ik voor mijn gevoel geen stem meer over heb, maar dan ineens zijn ze weg.

De wespen zijn weg en ik ben alleen in de gang van Onverschrokkenheid. Ik zie alleen maar zwart. Een akelig gevoel bekruipt me. Ik ben hier helemaal alleen met het enge zwart. Misschien zal het weggaan als ik de gang uitloop. Maar hoe lang ik ook loop, er komt geen einde aan. Dan begin ik te rennen. Ik moet weg hier! Ik ren en ren en ren, maar ik lijk niet vooruit te komen. Ik raak in paniek en ik begin te schreeuwen.

Ik ben alleen, helemaal alleen. In de duisternis. De duisternis slokt me op en doet me beven. Ik laat mezelf op de grond zakken en doe mijn ogen dicht. Hetzelfde zwart bekruipt me weer. Ik begin te huilen en te schreeuwen. Ik voel me zo akelig.. ik zou willen dat het ophoudt. Mijn borstkas gaat onregelmatig op en neer als ik probeer om te stoppen met huilen. Misschien, als ik rustig blijf, zal ik me beter voelen.. Misschien..

'Abby.' Mijn hele lichaam begint te beven als ik overeind ga zitten en me omdraai. 'Greg!' Ik zie mijn broertje. Hij is twaalf jaar en hij glimlacht naar me. 'Greg!' Hij steekt zijn hand naar me uit. Hij is zo dichtbij dat ik hem aan zou kunnen raken. Dat ga ik dus ook doen. Ik steek mijn hand naar hem uit, maar ik voel de warmte van zijn hand niet, want die van mij gaat dwars door die van hem heen. 'Greg?' Wat gebeurt er? Waarom kan ik hem niet aanraken? Ineens komt er steeds meer afstand tussen ons in. 'Greg? Waar ga je heen?!' Ik sta op en loop naar hem toe, maar ik kom niet dichterbij. 'Greg?' Nu begin ik te rennen, maar ik kom nog steeds niet dichterbij. De afstand tussen ons wordt juist nog groter dan hij al was.

'Greg!' Ik begin harder te rennen, maar het heeft geen effect. Greg, die nog steeds twaalf jaar is, raakt steeds verder van me vandaan. Maar ik, Abby Cartwright, zestien jaar oud, word steeds ouder. Hoe lang ben ik al aan het rennen? Minuten? Uren? Dagen? Maanden? Jaren?! Mijn benen gaan steeds langzamer rennen en ineens val ik op de grond. Ik steek mijn hand uit naar Greg en ik schrik als ik die zie.

Mijn hand is gerimpeld. Mijn huid is oud en lelijk geworden. Ik voel aan mijn gezicht, die ook oud aanvoelt. 'Greg! Kom terug!' Ik heb een oude stem gekregen. Dan snap ik het. Ik ben ouder geworden en hij is nog altijd hetzelfde gebleven. Want hij is dood. Hij wordt niet meer ouder. Ik blijf op de grond liggen huilen. Totdat ik dood ga.

'Abby?! Abby, het is oké. Je bent hier.' Mijn ogen gaan van schrik open en ik kijk recht in het gezicht van Four. Wat is er gebeurd?! 'Het was maar een simulatie. Het is niet echt. Het is niet echt.' Ik voel aan mijn handen, maar die zijn niet opgezwollen en ze zitten ook niet onder de wespensteken. Ik ben in een kamer met kleur, samen met Four. En.. Ik spring van de stoel af en bekijk mezelf in de spiegel.

Ik schrik nog steeds van het lijkbleke meisje dat ik zie, maar ze is tenminste zestien jaar oud. 'Ga nog even zitten, dan leg ik het uit.' Ik doe wat Four zegt en ik ga weer op de stoel zitten. 'De eerste angst die je meemaakte, waren bijen en wespen. Eigenlijk vooral wespen. Je bent bang om gestoken te worden, omdat je een wespenallergie hebt. Je hebt het al eens eerder meegemaakt en je bent bang dat het nog eens gebeurt.' Ik knik.

'De tweede angst die je meemaakte, was angst om alleen te zijn. En verlaten. Om iedereen kwijt te zijn.' Als ik aan de derde angst denk, krimp ik ineen. 'De derde angst die je meemaakte, was de angst om.. ik weet het niet precies. Je bent bang dat je.. Greg.. zal vergeten. Je bent bang dat je verder gaat met je leven en hem los zal moeten laten. Maar je kunt hem niet loslaten, omdat je van hem houdt. Je bent bang dat je oud wordt en je herinneringen aan hem steeds meer zullen vervagen.'

Ik slik. Hoe beroerd ik me ook voel, ik kan niet huilen. Er komen gewoon geen tranen. Waarschijnlijk omdat ik al mijn tranen al heb laten vloeien in de simulatie, ook al was die niet echt. 'Morgen oefenen we weer verder, nu mag je gaan.' Ik knik en sta weer op. De deur gaat open en ik loop naar buiten. Four roept Rose, die opstaat en me verdrietig aankijkt. Ik ben ongetwijfeld nog steeds lijkbleek. Ze geeft me een knuffel. Ik weet dat ze bang is, maar ik kan haar niet gerust stellen. Het is nog erger dan ze zichzelf voorstelt. Ze gaat het kamertje in.

Austin staat op en loopt naar me toe. Hij slaat zijn armen om me heen en zegt niks. Ik sla mijn armen ook om hem heen, maar ik voel aan alles dat ik liever bij iemand anders wil zijn. Dat ik mijn armen om hém heen wil slaan. Dat ik zíjn armen om míj heen voel. Maar dat kan nu niet. Ik laat Austin los. Hij gaat weer zitten en ik loop verder.

Mijn ogen kruizen die van Peter. De mijne staan vast dof en glansloos, maar die van hem stralen pure bezorgdheid uit. Plotseling maakt het me niets meer uit of hij iets te maken heeft met het feit dat Edward in zijn oog gestoken is of niet. Ik wil bij hem zijn.

Divergent: Becoming DauntlessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu