Hoofstuk 1: Weg van huis

217 8 0
                                    


Ik pakte mijn kleren en deed ze netjes op een stapeltje in mijn koffer. Ik stapte naar buiten met al mijn bagage. Na al die jaren in het ziekenhuis zou ik nu eindelijk de echte wereld gaan verkennen. Eindelijk kon ik andere tovenaars en heksen van mijn leeftijd ontmoeten die geen patiënt waren in het ziekenhuis, waar ik met mijn pleegmoeder en alle andere zusters woonde.

Alle zusters waaronder de hoofdheelster stonden klaar om gedag te zeggen. Ik gaf de hoofdheelster een grote knuffel. Ik mocht haar Maria noemen, omdat ze na de dood van mijn ouders als een soort pleegmoeder voor mij heeft gefungeerd. Al die jaren had ik gewoond in het ziekenhuis en had ik alle nodige dingen geleerd over hoe ik een goede heks, heelster en elementenheerser kon worden. Als elementenheerser kan ik alleen nog water beheersen. Volgens Maria komen de andere krachten vanzelf wel, zolang ik maar blijf oefenen.

Nadat ik iedereen gedag had gezegd, pakte ik mijn koffers goed vast. Ik verschijnselde naar een steegje vlakbij het station van Londen. Ik liep naar het station, met het treinkaartje in mijn hand. Volgens de zusters moest ik door een muur lopen, waardoor ik op het perron negendriekwart zou komen. Ik keek goed naar de bordjes die in de stationshal hingen en liep naar de muur tussen perron negen en tien.
Ik zag hoe een jongen, die ik ongeveer mijn leeftijd schatte, nerveus om zich heen keek en toen, toen hij zich ervan verzekerd had dat de kust veilig was, door de muur rende en verdween.
Dit moest wel de muur zijn waar de zusters het over hadden gehad. Snel volgde ik hem. Zoals de zusters me hadden verteld voelde de muur niet hard en koud aan, zoals je zou verwachten, maar liep ik er gewoon dwars doorheen. Opeens stond ik op een ander perron. Dit was dus perron negendriekwart.
De trein stond er al en ik zag hoe kinderen instapten en zwaaiden naar hun ouders. Ik stapte snel in en ging op zoek naar een zitplek.

Ik liep door de smalle gang en keek in alle coupés, totdat ik een coupé zag waar nog één zitplaats vrij was. Ik schoof de deur van de coupé open en vroeg beleefd: "De trein is best wel vol. Is dit plekje al bezet?"
Er zaten 2 jongens en 1 meisje in de coupé. Eén van de jongens, een blonde met een spits gezicht, keek me aan alsof ik een maand niet had gedoucht en zei: "Ik heb jou hier nog nooit eerder gezien. Ik ben Draco Malfidus. En jij bent?"
"Ik ben Anne-Marie van der Boomgaard, maar iedereen noemt me Anne. Ik ga voor het eerst naar Zweinstein, maar ik begin in het zesde jaar," zei ik.
Ze keken elkaar alle drie verontwaardigd aan. De blonde jongen me weer aan en vroeg: "Boomgaard, zei je? Die naam heb ik al eens eerder gehoord. Ons erfgoed ligt gelegen naast een aardig optrekje, maar niemand weet wie daar woont. Maar mijn vader weet wel dat daar een ene familie van der Boomgaard woont. Toeval?"
Zou het? Ik weet het niet. Toen mijn ouders nog leefden, woonde ik in een groot kasteel met dikke muren en omringt door een groot bos. Ik woon daar niet meer, maar ik kom er wel eens. Mijn opa en oma wonen erin en af en toe mocht ik van de zusters een weekje bij hen logeren. Als ik trouw, zal het huis van mij worden en mag ik het huis permanent bewonen.
Dus ik zei: "Mijn opa en oma wonen in een kasteel in Wiltshire, maar ik zou niet met zekerheid kunnen zeggen of jullie buren zijn."
Er klonk een fluitje. De trein zou zo gaan vertrekken. Ik wou graag gaan zitten.
De blonde jongen, Draco, keek me geïnteresseerd aan en zei: "De trein gaat zo. Ga zitten."
De andere twee die in de coupé zaten, keken Draco chagrijnig aan, maar Draco wierp hun een vastberaden blik toe. Zuchtend schoof het meisje op om plaats voor mij te maken.

Tijdens de reis naar Zweinstein, kwam ik veel te weten over het drietal, maar vooral over Draco. Hij stelde me allemaal vragen en al snel kwamen we erachter dat Draco gelijk had over het kasteel. Ook kreeg ik dingen te horen over de verschillende afdelingen op Zweinstein. Draco en de andere twee zaten blijkbaar bij de afdeling Zwadderich, de beste afdeling als ik hem mocht geloven, en zaten in het zesde jaar, net als ik.

De trein stopte. Ik pakte mijn koffer en ik nam afscheid van Draco en de anderen. Ik schoof de coupédeur open. Ik stapte de trein uit en zag daar een gigantische man staan met een enorme bos zwart haar. Hij hield een bordje vast met mijn naam erop.
Ik liep naar hem toe en keek hem verontwaardigd aan. Wat moest hij met een bordje met mijn naam erop? Als hij dacht dat hij me ervan kon weerhouden naar Zweinstein te gaan, had hij het mis. Ik zag hoe hij het perron rondkeek. Ik liep snel langs hem, in de hoop dat hij me niet zou opmerken, toen hij opeens aan me vroeg: "Ben jij Anne van der Boomgaard?''
Ik knikte. Hij zei: "Ik ben Hagrid. Ga maar met mij mee. O... enneh, welkom op Zweinstein."

Ik liep met de eerste jaars mee naar een stel houten bootjes. Ik stapte met Hagrid in een van de bootjes. Om me heen verzamelden zich steeds meer eerstejaars die onderling mompelden en naar mij wezen. Het was vast ongebruikelijk als een zesdejaars met de eerstejaars naar Zweinstein toeging.
We vertrokken en voeren een tijdje op het uitgestrekte meer. We zagen het kasteel Zweinstein steeds dichterbij komen. Ik was echt blij, eindelijk was het me gelukt om Zweinstein een keer met mijn eigen ogen te zien. En het kasteel was nog mooier dan de zusters me hadden verteld.

Toen ik aan kwam op Zweinstein, met de eerste jaars, werd eerst iedereen gefouilleerd. Nadat iedereen klaar was, liepen we met z'n allen achter een tengere dame aan, die zich voorstelde als professor Minerva Anderling.  Ze had een hoge hoed op en een groene fluwelen jurk aan. Professor Anderling legde alles uit over de afdelingen en alle andere informatie die we nodig hadden voor dit jaar. Het meeste hiervan had ik al van de zusters en Draco gehoord. Nadat ze alles uit had gelegd deed ze de twee enorme houten deuren open.
We liepen achter haar aan de Grote Zaal in.

Professor Anderling stopte met lopen en draaide zich om. Ze vroeg ons om vooraan te gaan staan bij een grote tovenaarshoed die op een hoge kruk lag. Eén voor één zou ze de naam van een van ons roepen en die leerling moest dan op de kruk gaan zitten en de hoed opdoen.
Ik hoopte dat ik niet als eerste zou hoeven. Professor Anderling pakte de lijst met namen en begon te lezen: "Van der Boomgaard, Anne-Marie." Nou, vooruit dan maar, zei ik tegen mezelf.
Ik ging zitten en de hoed werd op mijn hoofd gezet. Ik hoorde de hoed zachtjes in zichzelf mompelen. Ik ving een paar woorden op: krachtig, geheim, loyaal, slim, toekomst en zorgzaam. Toen mompelde de hoed: "Alle afdelingen, ze kunnen het allemaal zijn, maar het wordt toch..."
Opeens riep de hoed hardop: "Zwadderich!"
De hele tafel van Zwadderich applaudisseerde en ik zag hoe Draco trots naar me lachte. Ik ging vooraan de tafel zitten, die gereserveerd was voor de nieuwe Zwadderaars.

Ik had al van een paar zusters gehoord, die op Zweinstein hadden gezeten, dat het hoofd van de school Albus Perkamentus heette, en dat hij heel oud en wijs was. Ik herkende hem meteen; hij zat in het midden van de Oppertafel. Perkamentus zat op een goud gekleurde, grote stoel.
Nadat alle eerstejaars aan een afdeling toegewezen waren door de hoed, stond Perkamentus op en liep hij  naar de lessenaar. Hij zei: "Fijne avond allemaal. Laat me eerst iemand voorstellen, Horace Slakhoorn... de nieuwe leraar Toverdranken."
Professor Slakhoorn ging staan en wuifde even naar ons en ging weer zitten.
"De positie van leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten zal professor Sneep dit jaar op zich nemen."
Iedereen van onze afdeling begon te klappen. Ik zag hoe een van de leraren, een man met zwart, vettig haar, heel lichtjes knikte. Zijn gezichtsuitdrukking leek emotieloos, ondanks zijn schijnbare promotie.
"Zoals jullie weten is elk van jullie gefouilleerd vanavond. Jullie hebben het recht om de reden daarvoor te weten. Ooit was er eens een jongen, die net zoals jullie in deze hal zat, in de halletjes van dit kasteel liep en onder dit dak sliep. Voor de hele wereld, een leerling, net zoals alle anderen. Zijn naam was Tom Riddle. Hij is vandaag bekend onder een andere naam. En in deze zaal word ik, ondanks de feestelijkheden die het begin van het nieuwe schooljaar met zich meebrengt, herinnerd aan het trieste feit, dat elke dag, elk uur, op dit zelfde moment, donkere krachten de muren van dit kasteel proberen te doordringen, maar uiteindelijk, hun grootste wapen, zijn jullie... Het is gewoon iets om over na te denken.
En nu slapen... hup, hup, naar bed jullie."

———————————- 

Ik probeer elke week een nieuw hoofdstuk te schrijven. Zeg alsjeblieft als er fouten in het boek zitten, want dan kan ik er wat aan veranderen. Ik zou graag willen weten wat jullie van het boek vinden en ik zal absoluut antwoorden. Ik zou het waarderen als jullie je stem zouden willen geven.

Pinkxxxunicorn22.

Veel lees plezier!

The secret that will save everyoneWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu