Hoofdstuk 18: Donker

58 5 2
                                    

Ik was gisteravond in de koets hierheen gebracht. In die koets zat ik tegenover twee mannen met zwarte hoeden op. Ze keken me geërgerd aan. Een van hen hield een zakdoek bij zijn neus. Hij was een van de mannen die achter me aan had gerend.
Ik had van niemand echt afscheid kunnen nemen. Ze hadden me gewoon in de koets gestopt.
Ik was toen nog steeds gewond en had enorme stress, waardoor ik de pijn nog beter voelde. Ik vroeg de twee mannen waar ik heen zou gaan. Ze keken me alleen maar aan en zeiden niks.
Toen we ongeveer een kwartier onder weg waren, begon ik te hyperventileren. Ik voelde me slecht en had het gevoel dat er iets mis was. Opeens begon alles te draaien. Ik denk dat ik mijn bewustzijn verloor. Te veel bloed verloren.
Ik werd wakker in een donkere kamer. De kamer had betonnen muren en een donker, houten vloer.
Ik keek om me heen. Het enige wat in de kamer stond was een bed, een pot en een stoel. Gelukkig was er wel een raam. Dat raam zou mijn enige hoop zijn in die 2 maanden en 20 dagen dat ik hier zou doorbrengen.
Ik liep moeizaam naar de deur. Ik wou op de deur bonken, maar mijn handen zaten vastgebonden. Het leek wel alsof ze de mouwen van een witte badmantel dicht hadden gemaakt en de badmantel verkeerd aan hadden gedaan. Ik stond voor de deur en riep twee keer: 'Hallo.'
Niemand antwoordde. Ik was alleen. Ik liep naar de andere kant van de kamer en keek door het raam. Het raam was klein en er zaten stalen stangen voor. Ik keek naar de lucht. Er waren geen sterren. Er was geen maan. Er was alleen duisternis.
Ik had de vorige nacht afscheid genomen van Zweinstein en iedereen die daarbij hoorde. Alleen Draco kon ik niet loslaten. Hij stond aan de verkeerde kant. Dat verklaarde zijn gedrag. Hij was een volgeling van Voldemort.
Net toen ik in mijn gedachtes verzonken was, ging de deur open. Ik draaide me om en zag een man met een korte, grijze baard met een brilletje in de deuropening staan. Achter hem stonden twee mannen en een vrouw, die een karretje voor zich uit rolde.
De man keek me aan en zei: "Goedenavond, mevrouw Boomgaard. U kent mij nog niet. Ik zal me even voorstellen. Ik ben dokter Johannes. Hoe gaat het met je?"
Ik was bang. Waarom was ik hier? Ik durfde niks te zeggen.
Toen ik niks zei, zei hij: "Ik vroeg je wat. Ik ben bang dat je nog lang met me bent opgescheept. Laten we een goed begin maken, of niet soms?"
Ik snapte er niks van. Waar was ik in vredesnaam beland en waarom was ik vastgebonden. Dus ik zei: "Waar ben ik?"
"Je ben op een goeie plek. Je hoeft niet bang te zijn. Als je maar meewerkt. Ik zal je even uitleggen wat er gaat gebeuren."
Hij liep naar me toe, wees naar het bed en zei: "Ga maar even zitten."
Toen ik op het bed zat, pakte hij de stoel en zette die voor mij neer en ging zitten. De twee mannen die eerst achter hem stonden waren nu naast het bed gaan staan.
"Het ministerie heeft mij gevraagd je te onderzoeken. Je zal prijs moeten geven wat je in je hebt, of je nou meewerkt of niet. Het gaat gebeuren. We beginnen gewoon normaal. Als je niet meewerkt, gaan we een stap verder. Alles heeft consequenties. Heb je dat begrepen?"
Het was duidelijk. Ik zou een gevangenen zijn. Ik zou aan alle dingen moeten voldoen, maar ik kon niet. Ik wist zelf nog niet eens wie ik was. Ik kon meer, dat was duidelijk. Ik had een plan nodig. Ik zou het lieve meisje zijn. Een ding was zeker, ik stond aan de goeie kant. Ze konden me niet veranderen.
'Ja,' zei ik.
'Goed, laten we beginnen bij het begin. Zuster Geboria, zou je me het kopietje kunnen geven?'
De zuster pakte een boekje van witte a-4tjes en gaf die aan de dokter. Hij nam het aan en sloeg een van de bladzijdes om. Terwijl hij iets aan het lezen was vroeg hij: 'Wat weet je van je moeder?'
'Niks. Ze is gestorven bij mijn geboorte,' zei ik.
'Triest. Wat kan je behalve toveren?,' vroeg hij aandachtig.
Bij die vraag moest ik eerlijk zijn. Ik had mezelf namelijk al verraden.
'Ik kan waterbeheersen en...en...blijkbaar ook de wind. Het ging per ongeluk. Ze gingen me mishandelen.'
'Interessant. Hun zeggen iets heel anders,' zei hij.
Er viel een korte stilte, toen hij opeens zei: 'Je bent een gevaar. Daarom zitten je armen en handen ook vastgebonden. Maar voor jou maken we vandaag een grote uitzondering.'

The secret that will save everyoneWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu