Hoofdstuk 13

414 27 7
                                    

Het was aardedonker op de begraafplaats. Wolfs en ik stonden zo opgesteld dat niemand ons kon zien. Het voordeel van bij de politie werken is dat we alle schuilplaatsen van Maastricht kennen. Nu maar hopen dat de ontvoerder die niet kent en we hier veilig staan. Als hij of zij ons ziet is de kans dat we Lily ooit levend terug zullen zien nihil. Ik liet mijn ogen door mijn verrekijker de hele begraafplaats verkennen en sloeg geen plekje over. Ondertussen hield ik met mijn oren mijn telefoon in de gaten op een eventueel nieuw berichtje. Mijn gevoel zei me dat de ontvoerder hier op dit moment aanwezig was. Dat we vannacht onze slag konden slaan. "Wil je koffie?" Doorbrak Wolfs de stilte die al zeker een uur in de auto hing. Het zou wel eens een lange nacht kunnen worden daarom hadden we koffie meegenomen. Veel koffie. Ik gaf een kort knikje met mijn hoofd zonder mijn ogen van de verrekijker af te halen. Ik mocht niet het risico lopen de ontvoerder te missen. "Ik heb hier je koffie, Eef." Haalde hij me uit mijn concentratie. Met 1 hand liet ik de verrekijker los en zocht op gevoel het bekertje waardoor Wolfs zachtjes grinnikte. "Je bent me er 1." Nog steeds op gevoel nam ik een slok van mijn koffie en hield mijn ogen strak op de begraafplaats gericht. "De ontvoerder is hier, Wolfs! Dat voel ik! Als ik mijn ogen los maak van de verrekijker dan lopen we hem of haar mis! Dat laat ik niet gebeuren! Mijn ogen blijven op de begraafplaats gericht tot ik hem of haar zie." Hij kneep zachtjes in mijn been. "De begraafplaats is groot, Eef. Hoe weet je dan waar je moet kijken?" Ik nam nog een slok van mijn koffie. "We vinden hem of haar bij de kindergrafjes. Let maar op mijn woorden. Ik hou mijn ogen daarop gericht. Als jij de rest van de begraafplaats afspeurt met je eigen verrekijker. Maar dat zal niet nodig zijn. Ik ben degene die hem of haar als eerste spot." Hij haalde zijn hand van mijn been, waarschijnlijk om zijn eigen verrekijker te pakken. "Je bent nogal zeker van je zaak." Ik gaf opnieuw een kort knikje met mijn hoofd, al zag hij dat waarschijnlijk niet meer. "Dat ben ik ook. Hoe vaak zit mijn gevoel er naast?" "Nooit." Antwoordde hij meteen. "Soms lijk je wel helderziend zo eng. Maar aan de andere kant ook heel bijzonder. Mijn bijzondere meisje." Ik voelde dat ik begon te blozen. Complimentjes krijgen bleef 1 van mijn zwakke plekken. Door de stilte in de auto hoorde ik de wind door de bomen waaien. Ik werd er onrustig van. De begraafplaats bezorgde mij, ook zonder wind, een vreselijk onrustig gevoel. Het idee dat de man die mijn leven op alle mogelijke manieren heeft verpest hier ook begraven ligt liet de rillingen altijd over mijn lichaam lopen. Als het niet nodig was kwam ik hier niet. Ik voelde de troostende hand van Wolfs mijn bovenbeen strelen en voelde me langzaam iets ontspannen. Het voelde zo bijzonder dat hij aan mijn houding precies wist hoe ik me voelde en wat ik nodig had. Op dit moment waren dat inderdaad zijn liefdevolle aanrakingen. Aanrakingen zeiden bij ons sowieso meer dan woorden omdat we beide geen praters waren. Ik zette mijn lege koffiebekertje op de tast weg en legde mijn hand op die van Wolfs. "Je bent zo lief voor me." Ik begreep nog steeds niet altijd waar ik hem aan verdiende. Waarom hij van mij hield. Er waren zoveel vrouwen op de wereld die een stuk minder gecompliceerd in elkaar zaten dan ik. "Niet aan denken." Las hij, zoals altijd, mijn gedachten. "Ik hou van je zoals je bent." Ik zuchtte zachtjes. "Dat weet ik. Maar ik ben soms zo gecompliceerd. Ik snap mezelf soms niet eens. Hoe kan jij me dan begrijpen? Ik vind het, soms, moeilijk om lief te hebben. Vind het soms moeilijk dat jij mij lief hebt. Dat je van me houdt. Er heeft nooit eerder iemand van me gehouden, Wolfs. Frank hield anders van me dan jij van mij houdt." Hij verplaatste zijn hand van mijn been naar mijn wang en liet zijn duim er zachtjes over heen glijden. "Ik weet dat je het soms moeilijk vind om me lief te hebben en dat vind ik helemaal niet erg. Het maakt me blij en trots dat jij mijn ring om je vinger draagt. Dat je mijn achternaam draagt. Dat je onze dochter hebt gedragen. Dat je als een moeder voor mijn andere dochter bent. En soms ben je misschien een beetje gecompliceerd maar dat heeft altijd een reden. Je bent dat nooit zomaar. Je bent dan onzeker. Je bent dan verdrietig. Ik ken gelukkig altijd de achterliggende oorzaak. En dat Frank anders van jou hield geloof ik niet. Jij hield anders van hem. Je zag hem als een broer." ik voelde een traan over mijn wang glijden die Wolfs meteen weg streek. "Kijk je niet door je verrekijker?" Grinnikte ik zachtjes. "Half. Mijn vrouw heeft haar ogen strak op de begraafplaats gericht en is er heilig van overtuigd dat we de dader gaan vinden waar zij kijkt dus hoef ik eigenlijk niets te doen." Ik wou net iets zeggen toen ik beweging zag. "Wolfs! Beweging bij de kindergraven!" Meer woorden waren er niet nodig. We vlogen beide de auto uit en slopen de begraafplaats op. De vermoedelijke dader zag ons niet. Die was druk aan het typen op zijn telefoon. "Politie! Handen op je rug!" Met een ruk draaide hij zich om. Door de bivakmuts kon ik niet zien wie het was al kwamen die ogen me zo ontzettend bekend voor. De dader wou wegrennen. "Staan blijven, Angelique!" Had Wolfs haar ogen wel herkend. "Je spel is uit." Ik stond te trillen op mijn benen. Ik had nooit verwacht dat de mogelijke ontvoerder van mijn kind de ex van mijn man kon zijn. Ik kwam terug op aarde toen Wolfs mijn naam riep. "Eef! Sla haar in de boeien! We nemen haar mee naar het bureau!" Ik knikte, toverde mijn handboeien tevoorschijn en deed ze bij haar om. "Waarom nemen jullie me mee naar het bureau? Ik heb niets gedaan! Ik bezoek gewoon de begraafplaats!" Ik duwde haar langzaam onze auto in en ging zelf weer op de bijrijdersstoel zitten. "Je bezoekt om half 3 's nachts niet 'gewoon' de begraafplaats in een stad waar je niet eens woont, Angelique! We nemen je mee naar het bureau en daar praten we verder."  

Zoete wraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu